ECLI:NL:RBZWB:2022:339

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4789
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake inburgeringstermijn en lening

Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Eiseres had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van 8 september 2021, waarin haar bezwaar tegen een eerder opgelegde boete voor het overschrijden van de inburgeringstermijn en het niet kwijtschelden van een lening niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en eindigde op 20 oktober 2021. Eiseres had haar beroepschrift gedateerd op 1 november 2021, maar dit werd pas op 8 november 2021 door de rechtbank ontvangen, wat na de termijn was. Eiseres heeft aangevoerd dat zij door persoonlijke omstandigheden, waaronder een Covid-19 besmetting in haar gezin, niet in staat was om tijdig beroep aan te tekenen. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden geen verontschuldiging vormden voor de termijnoverschrijding. De rechtbank benadrukte het belang van rechtszekerheid en het strikt naleven van wettelijke termijnen in het bestuursrecht. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4789

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres,

en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), te Groningen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 8 september 2021 (het bestreden besluit) beroep ingesteld. In dat besluit is het bezwaar van eiseres tegen de bij beslissing van 9 april 2020 opgelegde boete voor het verwijtbaar overschrijden van de inburgeringstermijn en het niet kwijtschelden van een lening, niet-ontvankelijk verklaard.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post (PostNL) wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 8 september 2021 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 20 oktober 2021.
Het beroepschrift is gedagtekend 1 november 2021 en bij de rechtbank ontvangen op 8 november 2021. Dat is na afloop van de beroepstermijn. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Eiseres heeft hiervoor de volgende redenen gegeven. Eiseres verkeerde in een drukke en heftige periode. Haar hele gezin inclusief zij zelf waren besmet met het Covid-19 virus. Het herstel van eiseres heeft één maand geduurd. Vervolgens kreeg haar zoon een IQ-test. Daarnaast heeft eiseres aangegeven dat zij via haar huisarts psychologische hulp heeft aangevraagd. Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim. Daartoe overweegt de rechtbank dat een verschoonbare termijnoverschrijding in de jurisprudentie niet snel wordt aangenomen. Het rechtszekerheidsbeginsel brengt met zich mee dat in het bestuursrecht in beginsel strak wordt vastgehouden aan de wettelijke termijnen. Begrijpelijk is dat ten gevolge van Covid-19 sprake was van uitzonderlijke omstandigheden, maar deze ontslaan eiseres niet van haar verantwoordelijkheid om op tijd beroep aan te tekenen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij gedurende de gehele beroepstermijn van zes weken niet in staat is geweest om een (eventueel voorlopig) beroepschrift in te dienen of door een ander te laten indienen.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van C.J.M. Hendrickx, griffier, op 25 januari 2022, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.