Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2022 in de zaak tussen
[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres,
Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), te Groningen, verweerder.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Eiseres had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van 8 september 2021, waarin haar bezwaar tegen een eerder opgelegde boete voor het overschrijden van de inburgeringstermijn en het niet kwijtschelden van een lening niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en eindigde op 20 oktober 2021. Eiseres had haar beroepschrift gedateerd op 1 november 2021, maar dit werd pas op 8 november 2021 door de rechtbank ontvangen, wat na de termijn was. Eiseres heeft aangevoerd dat zij door persoonlijke omstandigheden, waaronder een Covid-19 besmetting in haar gezin, niet in staat was om tijdig beroep aan te tekenen. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden geen verontschuldiging vormden voor de termijnoverschrijding. De rechtbank benadrukte het belang van rechtszekerheid en het strikt naleven van wettelijke termijnen in het bestuursrecht. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.