ECLI:NL:RBZWB:2022:340

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5676
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 25 januari 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 17 mei 2021 tegen een besluit van 16 april 2021, dat betrekking heeft op de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet noodzakelijk is in deze zaak.

De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, de betrokkene in beroep kan gaan. Voordat beroep kan worden ingesteld, moet de betrokkene het bestuursorgaan per brief in gebreke stellen, wat inhoudt dat er binnen twee weken alsnog een beslissing moet worden genomen. Indien er na deze termijn nog steeds geen besluit is, kan de betrokkene beroep instellen. De rechtbank wijst erop dat als de ingebrekestelling te vroeg wordt verzonden, het beroep niet-ontvankelijk kan zijn.

In deze zaak is de beslistermijn voor het bezwaar opgeschort en verdaagd, waardoor de einddatum voor de beslissing op het bezwaar op 18 november 2021 viel. Eiseres heeft verweerder op 13 oktober 2021 in gebreke gesteld, maar op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. Hierdoor is het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5676

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 17 mei 2021 tegen het besluit van 16 april 2021 betreffende de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
Het bestuursorgaan beslist op het onderhavige bezwaar binnen zeventien weken na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken (artikel 112 van de Wet WIA). Het bezwaarschrift tegen het besluit van 16 april 2021 is bij verweerder ingediend op 17 mei 2021. Op grond van artikel 7:10, tweede lid, van de Awb is de termijn voor het nemen van het besluit opgeschort van 4 juni 2021 tot en met 16 juni 2021. Vervolgens heeft verweerder de beslistermijn op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb verdaagd met zes weken.
In dit geval eindigde de beslistermijn dus op 18 november 2021. Eiseres heeft verweerder op 13 oktober 2021 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken.
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 25 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.