ECLI:NL:RBZWB:2022:343

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
C/02/385507 HA ZA 21-272
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht en overdracht onroerend goed in het kader van echtscheidingsconvenant

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de overdracht van een onroerende zaak in het buitenland, in het kader van een echtscheidingsconvenant. De vrouw, eiseres, vorderde de man, gedaagde, te veroordelen tot de volledige en onvoorwaardelijke overdracht van zijn aandeel in de onroerende zaak aan haar. De man was niet verschenen en had geen advocaat gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding op de juiste wijze was betekend en dat er sprake was van een internationaal geschil, aangezien de man woonde in het buitenland en de onroerende zaak zich ook daar bevond.

De rechtbank heeft vervolgens de rechtsmacht beoordeeld aan de hand van de Brussel I bis verordening. De vrouw baseerde haar vorderingen op het echtscheidingsconvenant, maar de rechtbank oordeelde dat de vorderingen niet onder de werking van de Huwelijksvermogensverordening vielen, maar onder Brussel I bis. Aangezien de man geen woonplaats had in een EU-lidstaat en de onroerende zaak zich in het buitenland bevond, was de Nederlandse rechter niet bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd voor de vorderingen die betrekking hadden op de overdracht van de onroerende zaak en de vorderingen werden afgewezen.

De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de complexiteit van internationale rechtsmacht in zaken die onroerend goed in het buitenland betreffen, vooral in het kader van echtscheidingen en de afwikkeling van vermogensrechtelijke relaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/385507 / HA ZA 21-272
Vonnis van 12 januari 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [X] ,
eiseres,
advocaat mr. S.A. van der Lugt (voorheen mr. O.A.A. Alberts),
tegen
[gedaagde],
mogelijk wonende te [gedaagde] , maar vermoedelijk zonder bekende woon- of verblijfplaats,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de brief van 18 februari 2021 van de officier van justitie aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken met het verzoek om te willen zorgdragen voor het laten uitreiken van de dagvaarding aan de man met bewijs van ontvangst;
  • een afschrift van het openbaar exploot zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 15 februari 2021;
  • het e-mailbericht van 15 juni 2021 van mr. Alberts.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
De vrouw vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de man te veroordelen tot volledige en onvoorwaardelijke overdracht van (diens aandeel in) de onroerende zaak als beschreven in productie 2 bij de dagvaarding aan de vrouw, binnen een termijn van vier weken na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn;
2. te bepalen dat, indien de man niet binnen vier weken na dagtekening van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, aan hetgeen is omschreven onder punt 1 van dit petitum voldoet, dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot overdracht van het eigendomsrecht door gedaagde aan de vrouw met betrekking tot de onroerende zaak als beschreven in productie 2 bij de dagvaarding;
3. de man te veroordelen in de kosten van deze procedure, een en ander te voldoen binnen vier weken na dagtekening van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, en voor het geval voldoening binnen deze termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente;
uitsluitend voor zover vereist:
4. de man te veroordelen om binnen twee weken na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, een makelaar-taxateur aan te wijzen die binnen 2 weken, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, een taxatie van de onroerende zaak te Portugal dient te hebben uitgevoerd;
5. indien aanwijzing van een makelaar-taxateur door gedaagde binnen de onder punt 4 van dit petitum genoemde termijn uitblijft dan wel indien de waarderingen van de door partijen aangewezen makelaar-taxateurs meer dan € 25.000,= van elkaar afwijken, vast te stellen dat [makelaar-taxateur] , werkzaam als makelaar-taxateur bij [makelaarskantoor] ( [XXX] , de
waarde van de onroerende zaak te [XXXX] bindend zal vaststellen.

3.De beoordeling

3.1.
De dagvaarding is op de door de wet voorgeschreven wijze betekend. Namens de man heeft zich geen advocaat gesteld en is ook geen conclusie van antwoord ontvangen.
3.2.
Nu de man woonplaats heeft in [XXXXX] , althans een onbekende woon- of verblijfplaats, en de vorderingen betrekking hebben op een onroerende zaak in [XXXXXX] , is sprake van een geschil met een internationaal karakter.
3.3.
De vrouw grondt haar vorderingen op het echtscheidingsconvenant. Daarin hebben partijen zelf een omvattende regeling getroffen voor hun vermogensrechtelijke relaties die rechtstreeks voorvloeien uit het slaken van de huwelijksband. Door het maken van allesomvattende afspraken omtrent de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden van partijen en opname daarvan in de echtscheidingsbeschikking is geen sprake meer van een huwelijksvermogensstelsel. Het gaat in de onderhavige zaak daarmee niet om vermogensrechtelijke relaties die rechtstreeks voortvloeien uit (het slaken van de) huwelijksband, maar om vermogensrechtelijke aspecten van nog tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschappen. Dit betekent dat op de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft niet de Huwelijksvermogensverordening van toepassing is, zoals de vrouw betoogt, maar Brussel I bis (EEX-verordening II).
3.4.
De man woont in [XXXXXXX] en heeft dus geen woonplaats op het grondgebied van een lidstaat. Dit betekent dat niet artikel 4, maar artikel 6 Brussel I bis van toepassing is. Ingevolge dit artikel wordt - indien de verweerder geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat - de bevoegdheid in elke lidstaat geregeld door de wetgeving van die lidstaat, onverminderd artikel 18 lid 1, artikel 21 lid 2, en de artikelen 24 en 25 Brussel I bis. Aangezien de vorderingen betrekking hebben op onroerend goed, moet worden bekeken of de artikel 24 lid 1 Brussel I bis van toepassing is.
3.5.
De vrouw vordert onder 1 de man te veroordelen tot volledige en onvoorwaardelijke overdracht van (zijn aandeel in) de woning in [XXXXXXXXX] aan haar. Dit betreft een persoonlijk recht. De vordering strekt namelijk niet tot de goederenrechtelijke handeling zelf, maar tot medewerking aan een goederenrechtelijke handeling. Deze heeft uitsluitend werking jegens de man en niet tegen derden. Ook de voorwaardelijke vorderingen onder 4 en 5 betreffen persoonlijke rechten. Geschillen over persoonlijke rechten vallen niet onder de werking van artikel 24 lid 1 Brussel I bis, dat exclusieve bevoegdheid regelt in geschillen over
zakelijkerechten op onroerende goederen die in een EU-staat zijn gelegen.
3.6.
Aldus moet voor wat betreft de vorderingen onder 1, 4 en 5 worden teruggevallen op het commune bevoegdheidsrecht, zoals opgenomen in de artikelen 1 tot en met 14 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Op grond van deze bepalingen heeft de Nederlandse rechter in dit geval echter geen rechtsmacht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de man in [XXXXXXXXXX] woont en de woning (waarop de vorderingen betrekking hebben) in [XXXXXXXXXXX] ligt, zodat de zaak onvoldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden. De rechtbank acht het in de gegeven omstandigheden niet onaanvaardbaar dat de vrouw de zaak aan het oordeel van een rechter van een vreemde staat onderwerpt. De rechtbank zal zich dan ook onbevoegd verklaren om van de vorderingen onder 1, 4 en 5 kennis te nemen.
3.7.
De vordering onder 2 strekt tot reële executie van de woning. Dit betreft een zakelijk recht. Hierop is artikel 24 lid 1 Brussel I bis wel van toepassing. Ingevolge dit artikel zijn bevoegd de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is. Nu de woning is gelegen in [XXXXXXXXXXXX] is de Nederlandse rechter niet bevoegd kennis te nemen van de vordering. De rechtbank zal zich ook ten aanzien van deze vordering onbevoegd verklaren.
3.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen kennis te nemen;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Meyboom en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: