In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [roepnaam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2021. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De moeder heeft ingestemd met dit verzoek, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar overwegingen. De vader, die de minderjarige heeft erkend, en de wensvader, met wie hij gehuwd is, zijn de feitelijke verzorgers van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder emotioneel niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De rechtbank heeft daarbij de bijzondere omstandigheden van de situatie in aanmerking genomen, waaronder het feit dat de minderjarige is verwekt met de bedoeling dat hij zou opgroeien bij de vader en de wensvader. De rechtbank heeft geoordeeld dat aan de wettelijke vereisten voor beëindiging van het gezag van de moeder is voldaan en heeft het verzoek van de Raad toegewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beëindiging van het gezag onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De vader is van rechtswege belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige, zonder dat hiervoor een aparte beslissing van de rechtbank nodig is.