ECLI:NL:RBZWB:2022:3514

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 20_6865
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen loondispensatiebesluit UWV in het kader van de Wajong

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juni 2022, betreft het een beroep van eiser tegen een besluit van het UWV over loondispensatie. Eiser, die sinds 2008 recht heeft op een Wajong-uitkering, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV dat zijn werkgever recht had op loondispensatie van 65,90% voor de periode van 15 oktober 2019 tot en met 14 april 2020. Het UWV had in eerdere besluiten vastgesteld dat eisers arbeidsprestatie te laag was om het volledige loon te rechtvaardigen, en had daarom loondispensatie verleend.

Tijdens de zitting op 1 april 2022 werd het beroep besproken, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar het UWV niet. Eiser stelde dat zijn loonwaarde onjuist was vastgesteld en dat hij net zo goed kon functioneren als zijn collega’s. De rechtbank oordeelde dat het UWV de loondispensatie op zorgvuldige wijze had vastgesteld, met gebruik van de Dariuz-methodiek, en dat de arbeidsprestatie van eiser correct was beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de gronden van eiser niet slaagden en verklaarde het beroep ongegrond.

De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de arbeidsprestatie niet vergeleken kan worden met die van collega’s, maar moet worden afgezet tegen de normfunctie. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende gemotiveerd had onderbouwd hoe de loonwaarde en arbeidsprestatie waren vastgesteld, en dat de procedure zorgvuldig was verlopen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6865 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. A. Darrazi,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 22 november 2019 (primair besluit) heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat zijn werkgever recht heeft op loondispensatie van 65,90% over de periode van 15 oktober 2019 tot en met 14 april 2020.
In het besluit van 29 april 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 1 april 2022. Hierbij waren aanwezig eiser en zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen op de zitting.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser heeft sinds 2008 recht op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiser is vanaf 15 juli 2019 voor de duur van drie maanden en 16 uur per week op proef geplaatst bij [naam werkgever] Aansluitend is eiser voor de duur van zes maanden en 12 uur per week bij werkgever in dienst getreden als medewerker productie.
Werkgever heeft op 18 september 2019 een aanvraag om loondispensatie ingediend, onder de vermelding dat eiser is aangewezen op voorgestructureerd werk en hij dagelijks begeleiding op de werkvloer nodig heeft.
Bij besluit van 28 oktober 2019 heeft het UWV beslist dat eisers werkgever over de periode van 15 oktober 2019 tot en met 14 maart 2020 recht heeft op loondispensatie van 65,90%.
Bij het primaire besluit heeft het UWV beslist dat eisers werkgever over de periode van
15 oktober 2019 tot en met 14 april 2020 recht heeft op loondispensatie van 65,90%.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Op 30 maart 2020 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden.
Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen.
In beroep is gebleken dat het UWV bij besluit van 5 juni 2020 aan eiser per 1 mei 2020 eisers Wajong-uitkering heeft gewijzigd naar een duurzaam arbeidsongeschiktheids-percentage van 100%.
2.
Geschil
In geschil is of het UWV bij het bestreden besluit terecht en op goede gronden de aan eisers werkgever toegekende loondispensatie heeft gehandhaafd.
3.
Beroepsgronden
Eiser stelt in beroep dat zijn loonwaarde niet juist is bepaald. Eisers arbeidsprestatie is te laag vastgesteld. Hij kan net zo goed functioneren als zijn collega’s. De arbeidsdeskundigen gaan er ten onrechte aan voorbij dat nauwkeurigheid geen kernvereiste is en dat de door de primaire arbeidsdeskundige voorgestelde verbeteringen op de competenties nakomen van afspraken en communicatie slechts geringe verbeteringen zijn. De werkaanpassingen rechtvaardigen niet de lage arbeidsprestatie. Eiser kan 32 uur per week werken. Hij was slechts af en toe afwezig door ziekenhuisbezoeken. Ook is de primaire arbeidsdeskundige niet op de werkvloer geweest – wat wringt met het standpunt dat hij in laag tempo werkt en hij vanwege zijn persoonlijkheid meer begeleiding zou vragen – en mocht eiser pas later in het gesprek aansluiten bij zijn werkgever en twee jobcoaches. Hierom is het onderzoek onzorgvuldig tot stand gekomen en is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel.
4.
Wettelijk kader
De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Beoordeling
5.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser ter zitting de grond heeft laten vallen dat het primaire besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel, omdat het UWV niet heeft gemotiveerd waarom daarin het besluit van 28 oktober 2019 is herzien.
5.2.
Op verzoek van een betrokken werkgever of werknemer bepaalt het UWV de mate van loondispensatie ten aanzien van een werknemer die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, al naar gelang de (door ziekte of gebrek) lagere arbeidsprestatie van die werknemer in een bepaalde functie (artikel 3:63, eerste lid, van de Wajong).
Het UWV heeft aan de vaststelling van voornoemde loondispensatie een rapportage van de van een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag gelegd.
Arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] heeft op 18 oktober 2019 een arbeidsdeskundig rapport loonwaardebepaling (Dariuz) opgesteld. De arbeidsdeskundige heeft op 11 oktober 2019 een bedrijfsbezoek aan eisers werkplek afgelegd en heeft op die dag met eiser, zijn leidinggevende en zijn begeleider gesproken. Afgezet tegen de normfunctie (medewerker productie) komt eisers arbeidsprestatie uit op 31,57%, gelet op een productiviteit van 37,34% en een inzetbaarheid van 84,55%. Deze arbeidsprestatie van 31,57% leidt met 12 contracturen per week (deeltijdfactor) en een brutoloon van € 1.635,60 met 8% vakantietoeslag (normloon) tot een loonwaarde van € 185,89 per maand.
In de loondispensatieberekening (gedingstuk B60) heeft het UWV berekend dat de verlaagde arbeidsprestatie van 31,75% een loonwaarde vertegenwoordigt van 34,10% van het minimumloon en daarom leidt tot een loondispensatie van 65,90% over periode van 15 oktober 2019 tot en met 14 april 2020.
Arbeidsdeskundige b&b [arbeidsdeskundige b&b] heeft het dossier bestudeerd en heeft bij arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] navraag gedaan over de gang van zaken bij de proefplaatsing, de loonwaardebepaling en de contactname daarbij. De arbeidsdeskundige b&b rapporteert op
23 april 2020 dat [arbeidsdeskundige] de juiste normfunctie, normloon en deeltijdfactor heeft genomen. Het is plausibel dat werktempo en nauwkeurigheid kernvereisten zijn. In hoog tempo in- en ompakken is belangrijk in regulier werk als verpakker. Dat de competenties het nakomen van afspraken, doorzettingsvermogen en gevoel voor arbeidsverhouding voor adequaat functioneren in de normfunctie belangrijk zijn, wordt herkend en onderschreven. Het betreft volgens vaste procedure uit te voeren repeterende eentonige handelingen in een ‘top-down’ organisatie. Het tempo van eiser ligt lager omdat hij lange tijd niet heeft gewerkt, snel is afgeleid en regelmatig om bevestiging of hulp vraagt. Het werk wordt bovendien ‘grof’ uitgevoerd. Het lagere tempo en het niet nauwkeurig/kwalitatief werken drukken de productiviteit sterk. Verder dient eiser vanwege zijn persoonlijkheid meer dan gebruikelijk begeleid te worden. Deze verminderde inzetbaarheid zorgt voor een lagere arbeidsprestatie. Tevens heeft de arbeidsdeskundige b&b op eisers bezwaargronden gereageerd en heeft zij geconcludeerd dat de arbeidsprestatie en daarmee de loondispensatie juist zijn vastgesteld.
5.3.
De rechtbank overweegt dat de Wajong geen nadere regeling voor het bepalen van de arbeidsprestatie als bedoeld in artikel 3:63, eerste lid, van de Wajong kent. Het Uwv heeft ervoor gekozen om voor het bepalen van de loonwaarde de Dariuz-methodiek te hanteren. De Dariuz-methodiek vloeit voort uit afspraken, gemaakt in zogenoemde regionale Werkbedrijven, waarin gemeenten, UWV en werkgevers- en werknemersorganisaties deelnemen. De loonwaardemethodiek van Dariuz is een in het kader van de Participatiewet gevalideerde methodiek. Op grond van de Participatiewet en daarop gebaseerde regelgeving, worden loonwaarden vastgesteld op basis van de feitelijke werkzaamheden op de werkplek, door of onder verantwoordelijkheid van een deskundige en op basis van een beschreven methode. De methodiek van Dariuz voldoet aan die eisen. [1]
Bij de berekening van de loonwaarde en daarmee samenhangend de arbeidsprestatie die nodig zijn voor de beantwoording van de vraag of een werkgever in aanmerking komt voor loonsubsidie wordt gekeken naar de taken die een werknemer verricht en de mate van effectiviteit waarmee hij deze verricht.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV gemotiveerd en inzichtelijk heeft onderbouwd hoe de loonwaarde en daarmee samenhangend de arbeidsprestatie van de werknemer met behulp van de Dariuz-methodiek zijn bepaald. Daarbij zijn alle van belang zijnde factoren in de beoordeling betrokken. De arbeidsprestatie van eiser is vastgesteld door de productiviteit en inzetbaarheid van eiser te bepalen. Bij het bepalen van de productiviteit zijn het werktempo, de efficiëntie en de kwaliteit van de werkzaamheden meegewogen. Bij het bepalen van de inzetbaarheid is de noodzaak van extra begeleiding in aanmerking genomen.
Ook is de rechtbank van oordeel dat de wijze van het vergaren van de vereiste gegevens zorgvuldig is geweest, waaronder de gang van zaken tijdens het door de arbeidsdeskundige afgelegde bedrijfsbezoek. Het enkele feit dat de arbeidsdeskundige, voordat deze eiser sprake, ook buiten aanwezigheid van eiser met zijn leidinggevende en begeleider heeft gesproken, doet niet af aan de zorgvuldigheid van het onderzoek.
5.4.
Ten aanzien van eisers grond dat hij net zo goed kan functioneren als zijn collega’s overweegt de rechtbank het volgende. Zoals de arbeidsdeskundige b&b in haar rapportage van 23 april 2020 in reactie op eisers bezwaargronden terecht opmerkt, wordt eisers arbeidsprestatie niet vergeleken met de prestatie van nabije collega’s. Dat zijn immers collega’s die vanwege arbeidsbeperkingen van uiteenlopende aard minder presteren dan een medewerker productie in het vrije bedrijf (normfunctie). Het kan goed zijn dat eiser even goed presteert als zijn nabije collega’s, maar dat is voor de berekening van de loonwaarde niet relevant. Eisers arbeidsprestatie wordt namelijk afgezet tegen de arbeidsprestatie in de normfunctie. Eisers grond slaagt daarom niet.
5.5.
Ten aanzien van eisers grond dat de arbeidsdeskundigen ten onrechte voorbij zijn gegaan aan zijn stelling dat nauwkeurigheid geen kernvereiste is en dat verbeteringen op de competenties nakomen van afspraken en communicatie slechts geringe verbeteringen zijn, overweegt de rechtbank het volgende. De arbeidskundige heeft het belang van de competentie nauwkeurigheid in de functie correct meegenomen (als zijnde ‘belangrijk’, en niet als zijnde ‘essentieel’). Verder lijkt eiser uit de betreffende passage uit de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 23 april 2020 te concluderen dat de competenties nakomen van afspraken en communicatie de enige (van de 10 beoordeelde) competenties zijn waarop eiser minder presteerde. Die conclusie kan de rechtbank niet volgen. Arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] heeft in de rapportage van 18 oktober 2019 (pagina 5) interventies ter verbetering van de arbeidsprestatie gegeven, namelijk op de competenties afspraken nakomen en communiceren. Deze interventies zijn de aspecten waarop de arbeidsdeskundige nog mogelijkheden voor verbetering zag voor eiser. Dat bij de competenties tempo en kwaliteit geen interventie is geadviseerd, betekent nog niet dat zich op dat gebied geen problemen bij eiser hebben voorgedaan. Ditzelfde geldt voor eisers grond dat de (aard en omvang van de) werkaanpassingen niet de lage arbeidsprestatie rechtvaardigen. Eisers grond slaagt daarom niet.
5.6.
Ten aanzien van eisers grond dat hij 32 uur per week kan werken en dat hij slechts af en toe afwezig was door ziekenhuisbezoeken overweegt de rechtbank het volgende. Zoals de arbeidsdeskundige b&b in de rapportage van 23 april 2020 terecht heeft overwogen, is het voor deze beoordeling niet relevant of eiser 32 uur per week kan werken. De arbeidsprestatie wordt namelijk bepaald binnen het gewerkte aantal uren per week. In eisers geval betreft dit 12 uur per week. Eisers grond slaagt daarom niet.
5.7.
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat de loonwaardebepaling zorgvuldig is geweest en dat het bestreden besluit niet in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De gronden van eiser slagen dan ook niet.
6.
Conclusie
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit stand kan houden. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, worden de proceskosten van eiser niet vergoed. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 28 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage wettelijk kader

Wajong
Artikel 3:8, eerste lid, onder a, bepaalt dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering per dag voor een jonggehandicapte die werkt met loondispensatie als bedoeld in artikel 3:63 bedraagt:
(0,7 * G) – (0,7 * compensatiefactor * I).
Artikel 3:63, eerste lid, bepaalt dat indien de arbeidsprestatie van een werknemer die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering in een bepaalde functie, maar geen functie waarin hij werkzaam is als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van die wet, ten gevolge van ziekte of gebrek duidelijk minder is dan de arbeidsprestatie die een geldelijke beloning van het minimumloon rechtvaardigt, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op verzoek van de betrokken werkgever of werknemer de hoogte van de aanspraak op een geldelijke beloning voor de verrichte arbeid naar evenredigheid vermindert, in afwijking van hetgeen bij en krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is bepaald.
Artikel 3:73a, eerste lid bepaalt dat de artikelen 3:63 (…) niet van toepassing zijn op de jonggehandicapte die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 3:8a, eerste lid.
Besluit loondispensatie Wajong
Artikel 1 bepaalt dat een duidelijk verminderde arbeidsprestatie als bedoeld in de artikelen (…) 3.63 van de Wet Wajong slechts wordt aangenomen indien die prestatie een geldelijke beloning rechtvaardigt die, berekend per gewerkt uur, ten minste 25% lager ligt dan de beloning die voor dezelfde arbeid gebruikelijk is.
Artikel 2 bepaalt dat loondispensatie slechts wordt verleend indien naar verwachting gedurende ten minste zes maanden sprake zal zijn van een duidelijk verminderde arbeidsprestatie.
Artikel 3 bepaalt dat bij het verlenen van loondispensatie de aanspraak van de werknemer op een geldelijke beloning voor de door hem verrichte arbeid wordt berekend per uur, vastgesteld op een percentage van het op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor hem geldende minimumloon per uur.
Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen (zoals deze regeling luidde ten tijde in geding)
Artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, bepaalt dat het tweede lid van toepassing is ten aanzien van de persoon voor wie loondispensatie is verkregen als bedoeld in artikel 3:63 van de Wajong.
Het tweede lid bepaalt dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt verhoogd totdat deze som gelijk is aan het rechtens geldende loon, doch ten hoogste tot 120% van het minimumloon, indien de som van het per dag tot uitbetaling komende bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering van de in het eerste lid bedoelde persoon en het door die persoon per dag genoten bedrag aan inkomen, minder bedraagt dan het bij de verrichte arbeid behorende rechtens geldende loon.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1968.