ECLI:NL:RBZWB:2022:3584

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4098
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak betreffende onafhankelijk onderzoek door Veiligheidshuis

In deze zaak heeft de opposant op 21 september 2021 de rechtbank verzocht om het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het Openbaar Ministerie parket Breda, het ministerie van Justitie en Veiligheid en de Staat der Nederlanden op te dragen een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de handelingen van de organisaties die zijn aangesloten bij het Veiligheidshuis. De rechtbank heeft op 7 januari 2022 zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen, waarop de opposant verzet heeft ingesteld. De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of zij terecht heeft geoordeeld dat zij onbevoegd was. De rechtbank concludeert dat het beroep van de opposant niet gericht was tegen een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit, en dat er geen publiekrechtelijke grondslag voor het verzoek van de opposant aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestuursrechter alleen bevoegd is om te oordelen over beroepschriften die zijn ingediend door belanghebbenden tegen besluiten van bestuursorganen. Aangezien het verzoek van de opposant niet voldeed aan de vereisten van een publiekrechtelijke rechtshandeling, heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, en is openbaar uitgesproken op 1 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4098 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2022 op het verzet van

[naam opposant] , te [plaatsnaam] , opposant,

Procesverloop

Opposant heeft de rechtbank op 21 september 2021 verzocht om het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het Openbaar Ministerie parket Breda, het ministerie van Justitie en Veiligheid en de Staat der Nederlanden op te dragen een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de handelingen van de organisaties die zijn aangesloten bij het Veiligheidshuis [plaatsnaam] , slachtoffers te laten horen, een advies uit te brengen en schade te vergoeden.
Bij uitspraak van 7 januari 2022 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van dat beroep kennis te nemen.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft zich kennelijk onbevoegd geacht, omdat bij de bestuursrechter alleen beroep kan worden ingesteld tegen een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, de Awb. In de uitspraak van 7 januari 2022 is de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het beroep van opposant niet gericht was tegen een dergelijk besluit en dat ook voor het verzoek van opposant een publiekrechtelijke grondslag ontbreekt.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat zij onbevoegd is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij heeft bedoeld beroep in te stellen tegen het door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (hierna: het college) niet tijdig beslissen op zijn verzoek om onafhankelijk onderzoek dat hij heeft gedaan door middel van een petitie van 29 juni 2021. Hij heeft bedoeld de rechtbank te verzoeken om het college in de gelegenheid te stellen om alsnog een besluit te nemen dan wel om het college te verplichten om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar handelingen van organisaties die zijn aangesloten bij het Veiligheidshuis [plaatsnaam] , slachtoffers te laten horen, advies uit te brengen en schade te vergoeden.
4. De rechtbank is van oordeel dat in de buiten-zittingsuitspraak terecht is geoordeeld dat zij kennelijk – dus buiten redelijke twijfel – onbevoegd was en de zaak terecht zonder zitting heeft afgedaan. Het verzet is ongegrond.
4.1
De bestuursrechter is op grond van artikel 8:1 van de Awb alleen bevoegd om te oordelen over een beroepschrift, dat is ingediend door een belanghebbende en waarin door die belanghebbende gronden worden aangevoerd tegen een besluit. Een besluit is op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een beslissing bevat een publiekrechtelijke rechtshandeling, wanneer de beslissing is gebaseerd op een wettelijk voorschrift waarin aan het bestuursorgaan de bevoegdheid is toegekend om eenzijdig de rechtspositie (rechten en plichten) van anderen te bepalen.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij in de uitspraak van 7 januari 2022 terecht geconcludeerd dat het beroepschrift van opposant van 21 september 2021 niet was gericht tegen een dergelijk besluit.
In het door opposant als verzoekschrift aangeduide beroepschrift heeft hij geschreven dat hij een vordering wenst in te stellen tegen onder andere het college. Op tientallen pagina’s worden verschillende aangiftes, strafrechtelijke vervolgingsbeslissingen en uitspraken omschreven ten aanzien van zijn zonen.
Als bijlagen bij het beroepschrift zijn ook veel stukken gevoegd die daarop betrekking hebben. Opposant vindt kennelijk dat het Veiligheidshuis [plaatsnaam] verschillende onrechtmatige handelingen heeft verricht jegens hem en zijn kinderen.
In het beroepschrift schrijft opposant verder dat hij op 29 juni 2021 namens ‘de burgers c.q. de kanslozen (voorheen ouderplatform) van [plaatsnaam] ’ een petitie heeft ingediend bij de burgemeester en het college van de gemeente [plaatsnaam] , met het verzoek om door een onafhankelijke commissie een onderzoek te laten instellen naar de onrechtmatige handelingen van organisaties die zijn aangesloten bij het Veiligheidshuis [plaatsnaam] .
Opposant heeft het beroepschrift afgesloten met het verzoek aan de bestuursrechter om (o.a.) het college op te dragen een onafhankelijk onderzoek te laten instellen naar deze onrechtmatige handelingen, om slachtoffers te laten horen, advies uit te brengen en schade te vergoeden.
Dat wat opposant in zijn petitie heeft gevraagd kan niet worden gebaseerd op een in enige wet geregelde bestuursrechtelijke besluitbevoegdheid van elk van de in het beroepschrift genoemde instanties. In de uitgebreide beschrijving in het beroepschrift en in de bijlagen die daarbij waren gevoegd heeft de rechtbank daarvoor geen enkel aanknopingspunt gevonden. Opposant heeft het college in die petitie niet verzocht om een beslissing over een publiekrechtelijke rechtshandeling, maar om een beslissing over een feitelijke handeling tot het verrichten van onderzoek.
Dat maakt dat tegen een reactie of tegen het uitblijven van die reactie op de petitie van opposant op grond van de Awb geen beroep op de bestuursrechter open staat. Dat betekent dat de bestuursrechter niet bevoegd is.
5. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzet ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.