ECLI:NL:RBZWB:2022:3662

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3133
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de ZW-uitkering van eiseres door het UWV na zwangerschap gerelateerde klachten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de besluiten van het UWV met betrekking tot de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Klootwijk, had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het UWV die haar ZW-uitkering per 1 februari 2021 beëindigden, na een periode van arbeidsongeschiktheid door zwangerschap gerelateerde klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV bij zijn besluiten van 22 januari 2021 terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet meer arbeidsongeschikt was als gevolg van deze klachten. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen hiermee instemden, en heeft het onderzoek gesloten op basis van de ingediende stukken.

De rechtbank concludeert dat de medische oordelen van de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig zijn en dat eiseres in staat is haar eigen werk als orderpicker/in- en ompakker te verrichten. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundige in overweging genomen en is van oordeel dat er geen nieuwe gronden zijn aangevoerd die de eerdere besluiten van het UWV in twijfel trekken. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten gepresenteerd die de rechtbank zouden doen twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen, die concludeerden dat er geen causaal verband meer was tussen de klachten van eiseres en haar zwangerschap.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 1 februari 2021 door het UWV terecht was. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3133 ZW

uitspraak van 1 juli 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. S. Klootwijk,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de besluiten op grond van de Ziektewet (ZW) betreffende de (beëindiging van de) ZW-uitkering.
1.1
Het UWV heeft bij besluit van 22 januari 2021 (primair besluit I) besloten dat eiseres vanaf 21 januari 2021 nog steeds arbeidsongeschikt is, maar niet meer als gevolg van zwangerschap gerelateerde klachten. Bij besluit van, eveneens, 22 januari 2021 (primair besluit II) heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres beëindigd vanaf 1 februari 2021.
Bij besluit van 11 juni 2021 zijn de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten I en II ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben hiermee ingestemd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres niet meer arbeidsongeschikt is door zwangerschap gerelateerde klachten en dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de besluiten heeft gehandhaafd dat eiseres vanaf 21 januari 2021 niet meer arbeidsongeschikt is als gevolg van zwangerschap gerelateerde klachten (primair besluit I) en om de ZW-uitkering per 1 februari 2021 (primair besluit II) te beëindigen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten die niet betwist zijn en die de rechtbank ook aanvaardt.
Eiseres is werkzaam geweest als orderpicker/in- en ompakker voor 40 uur per week. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege zwangerschap gerelateerde klachten. Het UWV heeft eiseres vanaf 18 mei 2020 tot en met 25 september 2020 een zwangerschaps- en bevallingsuitkering toegekend. Na afloop van deze periode heeft het UWV, bij besluit van 11 november 2020, vanaf 25 september 2020 de ZW-uitkering vanwege zwangerschap gerelateerde klachten voortgezet. Bij primair besluit I heeft het UWV besloten dat eiseres vanaf 21 januari 2021 nog steeds arbeidsongeschikt is, maar niet meer als gevolg van zwangerschap gerelateerde klachten. Bij primair besluit II heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres van 1 februari 2021 beëindigd, omdat eiseres weer geschikt is voor het eigen werk.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten I en II. Het UWV heeft bij besluit van 11 juni 2021 de bezwaren ongegrond verklaard.
3.3
De rechtbank stelt vast dat het werk als orderpicker/in- en ompakker als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft het dossier bestudeerd en eiseres op het spreekuur van 21 januari 2021 onderzocht. Uit de informatie van de huisarts volgt dat eiseres sinds
16 juli 2020 rugklachten heeft met uitstraling naar het rechterbeen. Bij het lichamelijk onderzoek constateert de verzekeringsarts dat eiseres een vlot looppatroon heeft. Zij kan vanuit zittende positie een goede draaibeweging maken naar de kinderwagen om haar zoontje uit de wagen te pakken en haar wervelkolom is recht. Eiseres geeft drukpijn aan bij het rechter heiligbeengewricht, maar kan door middel van knielen de grond zonder problemen bereiken. Er is anteflexie tot 80 graden mogelijk. De straight leg raising test (SLR) kan met beide benen tot 90 graden worden uitgevoerd. De heupfunctie is aan beide kanten normaal en eiseres kan wisselend goed op een been staan. Bij het psychisch onderzoek worden geen bijzonderheden geconstateerd. De verzekeringsarts stelt als diagnose aspecifieke chronische rugpijn. Volgens verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] zijn de beenklachten na de bevalling afgenomen en is de functie van de lumbale wervelkolom en de benen goed. Er is ook geen sprake van een medische behandeling. Inmiddels is er geen causaal verband meer tussen klachten en zwangerschap. Op grond van de bevindingen stelt de verzekeringsarts dat eiseres het eigen werk weer kan verrichten.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft het dossier bestudeerd (inclusief de in bezwaar ingebrachte informatie en hetgeen besproken is tijdens de telefonische hoorzitting op
30 maart 2021 met verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 3] ) en heeft tevens informatie ingewonnen bij de arbeidsdeskundige b&b. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] de ervaren klachten en belemmeringen voldoende aan de orde gesteld en heeft er een voldoende uitgebreid en op de klachten gericht medisch onderzoek plaatsgevonden. De conclusie is gebaseerd op de in het dossier aanwezige gegevens, de anamnese en het eigen medisch onderzoek. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] ziet geen aanleiding om de uitkomsten van de beoordeling door verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] aan te passen. Ter zake het niet meer arbeidsongeschikt zijn door zwangerschap gerelateerde klachten overweegt de verzekeringsarts b&b dat er op 21 januari 2021 een hormonaal evenwicht is bereikt. Die conclusie sluit aan bij de informatie van de verloskundige en de huisarts. Met betrekking tot de beëindiging van de ZW-uitkering vanaf 1 februari 2021 stelt verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] dat, ondanks de ervaren pijnklachten, de functie van zowel de rug als de benen goed is. Er is geen sprake van radiculaire uitstraling en dat komt overeen met de informatie van de huisarts en de fysiotherapeut.
Uit de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 4 mei 2021 over de belasting in het eigen werk – onderzocht op verzoek van verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] – volgt dat in het eigen werk geen trappen worden gelopen en dat in het werk regelmatig van houding wordt gewisseld (tijdens het verzamelen van artikelen, tijdens het in- en ompakken en bij het wegbrengen van artikelen naar de verzamelplaats). Er is een grote variëteit in gewichten. Eiseres wordt in staat geacht het eigen werk te verrichten.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat eiseres fysiotherapie krijgt en dat de fysiotherapeut heeft aangegeven dat de pijnklachten volgen uit gedraaide bekken. Uit de informatie van de huisarts blijkt dat eiseres moet worden doorverwezen naar de orthopeed. Het UWV neemt de klachten van eiseres niet serieus en heeft onvoldoende onderzoek verricht. Eiseres betwist dat zij het eigen werk kan uitvoeren, omdat zij veel moet bukken en buigen en daartoe vanwege pijnklachten niet in staat is.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten, waaronder rugklachten. De rechtbank kan de overwegingen – dat eiseres vanaf 21 januari 2021 niet meer arbeidsongeschikt is door zwangerschap gerelateerde klachten – volgen. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe gronden of informatie overlegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts b&b. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts eiseres uitgebreid lichamelijk heeft onderzocht, waarbij het lichamelijk onderzoek gericht was op de geclaimde rugklachten van eiseres. De verzekeringsarts b&b betwist niet dat eiseres de gestelde pijnklachten heeft, maar de pijnklachten kunnen niet worden geobjectiveerd tot zodanige in aanmerking te nemen beperkingen dat eiseres het eigen werk niet zou kunnen verrichten. De rechtbank verwijst naar de onderzoekhandelingen waaruit volgt dat functie van de rug en de benen goed is, zonder tekenen van radiculaire uitstraling. Die conclusie sluit ook aan bij de door eiseres tot en met bezwaar ingebrachte informatie van de huisarts en de fysiotherapeut. Van een gerichte behandeling door de orthopeed was op de datum in geding (21 januari 2021 en 1 februari 2021) geen sprake en die grond kan dan ook niet bijdragen aan verdere objectivering van de gestelde beperkingen.
Ter onderbouwing van de motivering dat eiseres in staat is het eigen werk te verrichten, heeft de arbeidsdeskundige b&b nader gerapporteerd. De rechtbank leidt uit de rapportage af dat het eigen werk een afwisselende functie in houding en (gewicht)belasting betreft. Daarbij geldt dat uit het onderzoek van de verzekeringsarts geen problemen met buigen volgen en dat eiseres vlot geknield de grond kan bereiken. De verzekeringsarts b&b heeft aan de hand van de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b voldoende gemotiveerd waarom zij van mening is dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres vanaf 21 januari 2021 niet meer arbeidsongeschikt is door zwangerschap gerelateerde klachten en dat het UWV terechte de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 1 februari 2021.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 1 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).