ECLI:NL:RBZWB:2022:3672
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2016 in verband met borgstelling voor vennootschappen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, alsook belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd afgewezen, waarna hij beroep instelde. De rechtbank heeft de zaak op 24 mei 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet in aanmerking kan komen voor een verlies in verband met de borgstelling die hij had aangegaan voor vennootschappen waarin hij een aanmerkelijk belang had. De rechtbank oordeelt dat de borgstelling niet als zakelijk kan worden aangemerkt, omdat er geen reële verhaalsmogelijkheden waren en er geen onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest om dezelfde borgstelling aan te gaan zonder duidelijke afspraken en een redelijke vergoeding. Belanghebbende heeft niet kunnen aantonen dat zijn (ex-)schoonvader onder dezelfde voorwaarden borg heeft gestaan, en het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de aanslag in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. M.H. van Schaik op 5 juli 2022 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.