ECLI:NL:RBZWB:2022:3796
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing UWV over arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juli 2022, werd het beroep van eiser tegen een besluit van het UWV ongegrond verklaard. Eiser, een 62-jarige man, had in 2017 zijn werk als scheepsmetaalbewerker verloren en ontving een WIA-uitkering. Na een herbeoordeling in maart 2021, concludeerde het UWV dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 46,41%, wat niet leidde tot wijziging van zijn uitkering. Eiser was het niet eens met deze herbeoordeling en stelde dat zijn beperkingen door het UWV waren onderschat. Tijdens de zitting op 25 mei 2022 waren beide partijen afwezig.
De rechtbank beoordeelde de zorgvuldigheid van het medische onderzoek door het UWV. De verzekeringsarts had eiser onderzocht en vastgesteld dat er geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende medische gegevens had om tot een weloverwogen beslissing te komen. Eiser had geen nieuwe medische stukken ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt. De rechtbank concludeerde dat de subjectieve beleving van de klachten van eiser niet leidend was voor de beoordeling van de objectieve beperkingen.
Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de loongerelateerde WGA-uitkering van eiser ongewijzigd had voortgezet. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.