ECLI:NL:RBZWB:2022:3851

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
02-258805-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor aanranding wegens onvoldoende wettig bewijs en gebrek aan steunbewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1973 en wonende te [woonplaats verdachte], heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het aanranding van [slachtoffer] op 1 november 2020 in Breda. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 juni 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de aanranding, gebaseerd op een informatief gesprek, de aangifte en chatgesprekken tussen de verdachte en [slachtoffer]. De verdediging betwistte echter de bewijsvoering en wees op het gebrek aan controle van de telefoon van [slachtoffer] en de onvolledigheid van de aangeleverde chatgesprekken.

De rechtbank concludeerde dat de bewijsmiddelen volledig uit dezelfde bron kwamen, namelijk van de verdachte, en dat er geen voldoende steunbewijs was voor de tenlastelegging. De rechtbank stelde vast dat de verdachte, die verstandelijk beperkt is met een IQ van 52, en [slachtoffer] een langdurige vriendschap hadden. De rechtbank had ernstige twijfels over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachte, vooral gezien zijn verstandelijke beperking en de manier waarop [slachtoffer] hem ondervroeg. Op basis van deze overwegingen sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging.

Daarnaast vorderde de benadeelde partij, [slachtoffer], een schadevergoeding van € 3.000,-, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De rechtbank oordeelde dat de vordering bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. C.H.W.M. Sterk, en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-258805-21
vonnis van de meervoudige kamer van 14 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats verdachte]
raadsvrouw mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 juni 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft aangerand.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van [slachtoffer] . Zij baseert zich daarbij op het informatief gesprek zeden, de aangifte en de chatgesprekken tussen [slachtoffer] en verdachte. De officier van justitie is van mening dat verdachte in die chatgesprekken bevestigd heeft dat hij met zijn hand aan de bovenbenen en de vagina van [slachtoffer] heeft gezeten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
De telefoon van [slachtoffer] is niet gecontroleerd en bovendien zijn alle chatgesprekken door haar zelf aangeleverd. Chatgesprekken die niet compleet en authentiek zijn. Bovendien benoemt [slachtoffer] zelf wie de gespreksdeelnemers zijn. Er moet rekening gehouden worden met het gegeven dat verdachte een laag IQ heeft. [slachtoffer] heeft een spervuur aan vragen afgevuurd op verdachte en daarbij heel dwingend met hem gecommuniceerd. Verdachte heeft ten overstaan van de politie een open verklaring afgegeven, die nergens in lijn is met wat [slachtoffer] heeft verklaard. Daardoor is er sprake van één bron en dat is aangeefster [slachtoffer] . Gelet hierop moet verdachte vrijgesproken worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
Verdachte is een verstandelijk beperkte man van 47 jaar oud met een IQ van 52, die – in ieder geval vanaf 2010 - in een begeleid wonen voorziening van [naam instelling] woont. Aangeefster is een 31-jarige vrouw over wie het dossier geen andere informatie bevat dan dat zij jarenlang bevriend was met verdachte en op vrouwen valt.
In de nacht van 31 oktober 2020 op 1 november 2020 heeft verdachte onderdak gegeven aan [slachtoffer] , omdat zij toen geen vaste woning had en er bovendien doorheen zat. Zij sliep in het bed van verdachte op de slaapkamer, terwijl verdachte zelf op de bank in de woonkamer sliep .
Rond vier of vijf uur in de ochtend schrok [slachtoffer] wakker met buikpijn en pijn aan haar vagina, waarna zij weer in slaap viel tot zeven uur in de ochtend. Op grond van haar pijnen en wakkerschrikken vermoedde [slachtoffer] dat verdachte tijdens haar slaap aan haar had gezeten. Daarom blufte zij, naar eigen zeggen, tijdens latere chatcontacten met verdachte dat zij zich bepaalde dingen wist te herinneren, waarna verdachte uiteindelijk bevestigd zou hebben dat hij met zijn hand tussen haar benen heeft gezeten. [slachtoffer] heeft screenshots van chatgesprekken per email aan de politie gestuurd; de telefoon van [slachtoffer] en verdachte zijn niet uitgelezen. In die screenshots staat onder meer:
[slachtoffer] : ‘ik weet dat je tussen me been hebt gezeten. Dus waarom zou je erover liegen.’
Verdachte: ‘Ja, je hebt gelijk. Er is verder niets Gebeurt alleen die massage op je benen.’
[slachtoffer] : ’Eerst geef je me gelijk, en nu draai je er weer omheen.’
Verdachte: ‘Nee, je hebt wel gelijk.’
4.3.2
De rechtbank constateert dat het informatief gesprek met [slachtoffer] en de daarop volgende aangifte geen eigen waarnemingen van [slachtoffer] bevatten dat verdachte haar op 1 november 2020 bij de bovenbenen heeft aangeraakt en haar kruis heeft betast. Zij bevatten slechts vermoedens daarvan en een weergave van hetgeen verdachte op deze punten tegen haar gezegd zou hebben. Dit betekent dat de bewijsmiddelen waarop de officier van justitie zich baseert (informatief gesprek, aangifte en chatgesprekken) volledig uit eenzelfde bron komen, namelijk van verdachte. In een dergelijke situatie kan alleen sprake zijn van wettig bewijs, indien er naast bewijs uit dezelfde bron voldoende steunbewijs is voor het ten laste gelegde feit. De rechtbank constateert dat de officier van justitie een dergelijk steunbewijs niet heeft aangedragen in haar requisitoir, ook niet na uitdrukkelijk vragen van de rechtbank. De rechtbank heeft een dergelijk steunbewijs ook niet in het dossier aangetroffen.
Daar komt bij dat [slachtoffer] in de aangeleverde screenshots dwingend en sturend is in haar vraagstelling aan verdachte, zodat de rechtbank ernstige twijfels heeft over de betrouwbaarheid van de antwoorden van verdachte, gelet op zijn verstandelijke beperking. Deze twijfels worden versterkt doordat de persoonlijke begeleidster van verdachte heeft aangegeven dat er op het vlak van seks bij verdachte nooit wat heeft gespeeld, en dat zij en de vorige begeleider van verdachte hem altijd ingeschat hebben als a-seksueel.
Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde feit..

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 3.000,- voor het tenlastegelegde feit.
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 juli 2022.

7.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 1 november 2020 te Breda,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten door (onverhoeds) de hierna genoemde [slachtoffer] aan te
raken terwijl die [slachtoffer] sliep
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten
- het aanraken en/of betasten van het kruis, althans de kruisstreek/schaamstreek,
van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het aanraken en/of bestasten van de (binnenzijde van de) bovenbe(e)n(en) van
voornoemde [slachtoffer] ;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )