ECLI:NL:RBZWB:2022:3875
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de gevolgen van de uitspraak op bezwaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2022, onder zaaknummer BRE 21/4475, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 26 februari 2021 een waarde-beschikking en een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij de waarde van de woning van belanghebbende op € 215.000 was vastgesteld per 1 januari 2020. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde een lagere waarde van € 201.000 voor. De rechtbank heeft op 23 juni 2022 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende en de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De taxateur heeft de woning getaxeerd door middel van vergelijking met verkoopprijzen van vergelijkbare woningen, en de rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar adequaat heeft gehandeld in de waardebepaling. De beroepsgronden van belanghebbende worden verworpen, en het beroep wordt ongegrond verklaard. Dit betekent dat de beschikking en de aanslag in stand blijven, en dat belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.