ECLI:NL:RBZWB:2022:3876
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de gevolgen voor de belastingaanslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente behandeld. De heffingsambtenaar had op 29 februari 2020 een waarde-beschikking verzonden, waarin de waarde van de woning van belanghebbende op € 415.000 was vastgesteld per 1 januari 2019. Belanghebbende was het niet eens met deze vaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 385.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak op 23 juni 2022 behandeld, waarbij belanghebbende aanwezig was, maar de heffingsambtenaar niet. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet voldoende heeft aangetoond dat de vastgestelde waarde juist is. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning niet aannemelijk is gemaakt en stelt deze in goede justitie vast op € 395.000. Het beroep van belanghebbende wordt gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar wordt vernietigd en de heffingsambtenaar moet het griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.