In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 juli 2022 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van drie maanden en om de gecertificeerde instelling (GI) te machtigen om [minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen bij de moeder of in een pleeggezin. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de veiligheid van [minderjarige], vooral gezien de meldingen van geweld van de vader richting de moeder, waarbij [minderjarige] mogelijk getuige is geweest. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing goedgekeurd, met de nadruk op de noodzaak van hulpverlening en veiligheidsafspraken. De ouders hebben hun medewerking aan de hulpverlening betuigd, maar de kinderrechter heeft besloten dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft tot er voldoende hulp is ingezet. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 7 oktober 2022.