In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2022, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had voor de jaren 2016, 2017 en 2018 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Het bezwaar tegen de aanslag voor 2016 werd door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de bezwaren voor 2017 en 2018 ongegrond werden verklaard. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar tegen de aanslag voor 2016 ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, en verklaart het beroep op dat punt gegrond. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de aanslagen voor de jaren 2017 en 2018 terecht heeft vastgesteld, en verklaart deze beroepen ongegrond. De rechtbank wijst erop dat de gronden van de belanghebbende, die betrekking hebben op een eerdere aanslag voor het jaar 2014, niet relevant zijn voor de beoordeling van de aanslagen voor de jaren 2016, 2017 en 2018. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.