ECLI:NL:RBZWB:2022:3959

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 239
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake afwijzing aanvraag uitkering Participatiewet

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van 3 december 2020 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, waarin zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Participatiewet werd afgewezen. De zitting vond plaats op 14 juli 2022 in Breda, waar de gemachtigde van eiser en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. Tijdens de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat het beroepschrift, dat pro forma op 14 januari 2021 was ingediend, geen gronden bevatte waarop het beroep kon berusten. De gemachtigde van eiser werd op 20 januari 2021 gewezen op dit verzuim en kreeg de gelegenheid om dit binnen vier weken te herstellen. Echter, de verwijzing naar de bezwaargronden in de brief van 17 februari 2021 werd door de rechtbank als onvoldoende beschouwd, aangezien deze niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/239 PW
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 14 juli 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. C.J. van der Have,
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 3 december 2020 (bestreden besluit) van het college inzake de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Participatiewet.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 14 juli 2022. Hierbij waren aanwezig eisers gemachtigde en mr. S. Hyder en [naam vertegenwoordiger] namens het college.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten.
Op grond van artikel 6:6 van de Awb, kan het beroep, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van die wet of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Ten aanzien van het door de gemachtigde van eiser op 14 januari 2021 (pro forma) ingediende beroepschrift stelt de rechtbank vast dat dit geen gronden bevat waarop het beroep berust.
Bij brief van 20 januari 2021 is de gemachtigde van eiser op dit verzuim gewezen en uitgenodigd het verzuim binnen vier weken na de dagtekening van die brief te herstellen. Daarbij is vermeld dat indien van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
Bij brief van 17 februari 2021 heeft de gemachtigde van eiser verwezen naar de gronden die hij in bezwaar heeft aangevoerd en verzocht om deze als ingelast en herhaald te beschouwen. Op grond van vaste jurisprudentie is de enkele verwijzing naar bezwaargronden onvoldoende.
2. Het beroep zal niet-ontvankelijk verklaard worden.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 14 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.