In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 mei 2022 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, waarbij haar recht op bijstand werd opgeschort. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 15 juni 2022 heeft het college meegedeeld dat de opschorting inmiddels ongedaan was gemaakt en dat de uitkering weer volledig betaalbaar was gesteld. Hierop heeft verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat, gezien de brief van 15 juni 2022, het college aan verzoekster is tegemoetgekomen. Dit biedt aanleiding om het college te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten, die zijn vastgesteld op € 759,00 voor de beroepsmatige rechtsbijstand.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter het college ook veroordeeld tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,00. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier mr. J.M. van Sambeek, op 21 juli 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.