ECLI:NL:RBZWB:2022:4077

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1254
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 4 februari 2021, waarin de toekenning van een WGA-uitkering op grond van de Wet WIA werd behandeld. De mondelinge behandeling die op 10 februari 2022 gepland stond, ging niet door op verzoek van het UWV. Op 14 februari 2022 heeft het UWV een gewijzigd besluit genomen, waarbij verzoeker alsnog een IVA-uitkering is toegekend per 9 juli 2020. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Awb, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen met het gewijzigde besluit van 14 februari 2022.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.424,50, bestaande uit € 759,00 voor rechtsbijstand en € 665,50 voor de kosten van een deskundige. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het UWV het griffierecht van € 49,00 aan verzoeker dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen veroordeling nodig is. De uitspraak is gedaan door rechter J.E.C. Vriends en is openbaar gemaakt op 20 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1254 WIA
uitspraak van 20 juli 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. M.A.T. Sick,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 februari 2021 (bestreden besluit) van het UWV inzake de toekenning van een uitkering werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA-uitkering) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
De op 10 februari 2022 geplande mondelinge behandeling heeft op verzoek van het UWV geen doorgang gevonden.
Op 14 februari 2022 heeft het UWV een gewijzigd besluit genomen. Daarbij is per 9 juli 2020 aan verzoeker alsnog een uitkering op grond van de inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) toegekend.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 14 februari 2022 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1). Ook veroordeelt de rechtbank het UWV tot vergoeding van de kosten voor de door verzoeker ingeschakelde deskundige van Bartiméus van in totaal € 665,50 (incl. BTW).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 49,00 aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van (€ 759,00 + € 665,50 = ) € 1.424,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 20 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.