Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
Artikel 1 Plaats, tijdstip en wijze van betaald parkeren en de toepassing van de wielklem
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2022, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan de belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 66,80, bestaande uit € 2,30 aan belasting en € 64,50 aan kosten, omdat de auto van de belanghebbende op 16 april 2021 geparkeerd stond op een locatie waar geen parkeerbelasting was voldaan. De belanghebbende had een vergunning voor het parkeren aan de [straatnaam] ter hoogte van nummers 2 tot en met 160, maar de auto stond geparkeerd ter hoogte van nummer 57, wat buiten het bereik van zijn vergunning viel.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat de belanghebbende niet kon aantonen dat zijn vergunning ook geldig was op de locatie waar zijn auto geparkeerd stond. De rechtbank wijst erop dat de vergunning specifiek betrekking had op even huisnummers en dat de parkeerzone voor de vergunning niet geldig was voor de oneven nummers. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting niet heeft voldaan en verklaart het beroep ongegrond. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de specifieke voorwaarden van parkeervergunningen en de consequenties van het niet voldoen aan parkeerbelastingen.