ECLI:NL:RBZWB:2022:4096

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3243 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van een perceel voor de duur van zes maanden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, eigenaren van een perceel in Etten-Leur, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om het perceel voor zes maanden te sluiten vanwege de aanwezigheid van stoffen die mogelijk gebruikt kunnen worden voor de productie van harddrugs. De burgemeester had op 22 juni 2022 besloten tot sluiting van het perceel, met uitzondering van de ruimtes die door een derde partij worden gehuurd. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van dit besluit, stellende dat de burgemeester niet bevoegd was tot sluiting over te gaan en dat er sprake was van willekeur. Tijdens de zitting op 11 juli 2022 is de burgemeester vertegenwoordigd door twee personen, terwijl verzoekers bijgestaan werden door hun gemachtigde, mr. O. Lenselink.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen op basis van artikel 13b van de Opiumwet, omdat er stoffen zijn aangetroffen die bestemd zijn voor de productie van harddrugs. De voorzieningenrechter heeft echter ook geoordeeld dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van andere huurders in het pand, wat heeft geleid tot een onvolledige belangenafweging. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestreden besluit te schorsen voor zover dit betrekking heeft op de door derden gehuurde ruimtes. De burgemeester is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3243 OPIUMW VV

uitspraak van 25 juli 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

[verzoeker 1] ,verzoeker 1,
[verzoeker 2], verzoeker 2
gemachtigde: mr. O. Lenselink,
en

de burgemeester van de gemeente Etten-Leur, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 juni 2022 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake de sluiting van het perceel [adres] voor de duur van zes maanden met ingang van 1 juli 2022. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft toegezegd de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten voordat tot sluiting wordt overgegaan
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 11 juli 2022. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 29 maart 2022 heeft een doorzoeking ter inbeslagname door de landelijke eenheid van de politie plaatsgevonden aan de [adres] Verzoekers zijn eigenaren van dit perceel. Op dit adres is onder andere transportbedrijf [verzoekster] , gevestigd. Dit bedrijf is van verzoeker 1. [verzoekster] maakt onder andere gebruik van bedrijfsloods 1 op het perceel.
In de bestuurlijke rapportage van 29 maart 2022 is opgenomen dat in bedrijfsloods 1 bij de doorzoeking 960 liter formamide en 1175 kg caustic soda is aangetroffen.
Bij brief van 13 mei 2022 heeft de burgemeester aan verzoekers kenbaar gemaakt voornemens te zijn het perceel voor 6 maanden te sluiten.
Verzoekers hebben hun zienswijze kenbaar gemaakt.
Met het bestreden besluit heeft de burgemeester het perceel, met uitzondering van de ruimtes die [naam] huurt, gesloten voor de duur van 6 maanden.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Standpunt verzoekers
2. Verzoekers hebben, samengevat, aangevoerd dat de stoffen zijn aangetroffen in een trailer van [naam] en niet in een trailer van [verzoekster] . Verzoekers waren niet gerechtigd om te onderzoeken welke spullen aanwezig waren in de afgesloten trailer van [naam] . Het kan hen dan ook niet verweten worden dat er mogelijk middelen aanwezig waren.
Verzoekers stellen dat de burgemeester niet bevoegd was tot sluiting over te gaan.
Er is sprake van willekeur. [naam] is vrijgesteld van sluiting, maar de ruimtes die door anderen worden gehuurd niet.
Verder hebben verzoekers nog opgemerkt dat de aangetroffen stoffen niet zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut. Als al sprake was van formamide en caustic soda, dan staat niet vast dat daarmee harddrugs, als bedoeld in lijst 1 van de Opiumwet, vervaardigd zouden worden. Verzoekers betwisten dat de burgemeester haar bevoegdheid tot sluiten kan ontlenen aan de beleidsregels. Dat een sluiting van 12 maanden volgens het beleid redelijk is, is onjuist en ongefundeerd. Tot slot hebben verzoekers opgemerkt dat niet alle omstandigheden zijn betrokken bij de belangenafweging.
Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Subsidiair verzoeken zij om uitsluitend loods 1 te sluiten. Meer subsidiair wordt verzocht om de overige gebruikers tot zes weken na de beslissing op bezwaar nog de toegang te geven tot de gehuurde ruimten.
Wettelijke bepalingen
3. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Spoedeisendheid
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter vindt het aannemelijk dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij een voorlopig oordeel over het bestreden besluit.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Bevoegdheid burgemeester
5.1
Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, gelezen in verband met artikel 10a van de Opiumwet, is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang als in een lokaal voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan de betrokkene weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn om harddrugs te vervaardigen. [1]
Om bevoegd te zijn op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is het niet nodig dat alle aangetroffen voorwerpen tegelijk geschikt zijn om harddrugs te vervaardigen. Voldoende is dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de betrokkene wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de voorhanden voorwerpen bestemd waren voor het vervaardigen van harddrugs.
5.2
De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om eraan te twijfelen dat het bij de gevonden stoffen in de trailer in loods 1 gaat om formamide en caustic soda. In de bestuurlijke rapportage opgemaakt door een inspecteur van de politie gedateerd 29 maart 2022 wordt dit zonder voorbehoud gesteld. Ook na een nieuwe uitvraag van de burgemeester bij de politie is bevestigd dat het om deze stoffen gaat. Dat de politie geen onderzoeksrapport van het forensisch instituut heeft overgelegd maakt niet dat getwijfeld moet worden aan de bevindingen zoals opgenomen in de bestuurlijke rapportages. Bij de verdere beoordeling zal de voorzieningenrechter er daarom van uit gaan dat het gaat om de stoffen formamide en caustic soda.
5.3
De aangetroffen stoffen kunnen volgens de bestuurlijke rapportage gebruikt worden voor het produceren van amfetamine. Deze drug staat vermeld op lijst I van de Opiumwet. Deze stoffen in samenhang bezien met de aantekeningen die zijn aangetroffen in de slaapkamer van verzoeker 1 of in ieder geval op het perceel waar verzoekers 1 en 2 wonen, maakt dat het aannemelijk is dat deze stoffen ook daadwerkelijk gebruikt (zullen) worden voor het produceren van harddrugs. In de gevonden aantekeningen worden deze stoffen immers expliciet genoemd, met daarbij de opmerking draai. [2] Hoewel verzoeker 1 ontkent dat de aantekeningen van hem zijn, wordt door hem niet betwist dat de aantekeningen in zijn slaapkamer zijn gevonden. Het moet er daarom voor gehouden worden dat die aantekeningen van hem zijn. Deze aantekeningen in combinatie bezien met het feit dat de trailer geplaatst was in loods 1 die door [verzoekster] zelf in gebruik was, maakt het ook aannemelijk dat, in ieder geval verzoeker 1, op de hoogte was van wat er in de betreffende trailer aanwezig was. Hieruit volgt dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er sprake was van strafbare voorbereidingshandelingen die ook aan ten minste verzoeker 1, te verwijten zijn. Overigens, ook al zouden verzoekers niet op de hoogte zijn geweest van de inhoud van de betreffende trailer, dan nog zouden zij als eigenaar verantwoordelijk zijn voor de gang van zaken in de loods. Het is vaste rechtspraak dat van een eigenaar van een pand mag worden verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik van het pand [3] . Het lag dus op de weg van verzoekers om in zekere mate concreet toezicht te houden. Dit klemt te meer nu de trailer in de door [verzoekster] zelf gebruikte loods gestald stond en niet in een aparte door [naam] gehuurde box.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de conclusie dat de burgemeester bevoegd was tot sluiting van het perceel over te gaan.
Noodzakelijkheid/geschiktheid sluiting
5.4
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester voldoende gemotiveerd dat sluiting noodzakelijk is om de overtredingen van de Opiumwet te beëindigen, herhaling daarvan te voorkomen en het criminele circuit te doorbreken. Het middel van sluiting is ook geschikt om dit doel te bereiken. Dit neemt echter niet weg dat ook beoordeeld zal moeten worden of de sluiting evenredig is.
Evenredigheid van de sluiting
5.5
Ter zitting is namens de burgemeester gesteld dat er geen vastgesteld en gepubliceerd beleid is voor die gevallen waarbij er sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen. De burgemeester hanteert echter als gedragslijn dat aangesloten wordt bij haar beleid over sluiting van panden in het geval van handel in harddrugs [4] , zij het dat de sluitingstermijn gehalveerd wordt. Daarbij is aansluiting gezocht bij artikel 46, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht. Ingevolge die bepaling wordt de straf bij voorbereidingshandelingen gesteld op de helft van de straf voor het misdrijf zelf. De voorzieningenrechter vindt deze vaste gedragslijn op zich niet onredelijk.
5.6
De burgemeester heeft aanleiding gezien om niet het hele pand te sluiten. De ruimtes die door [naam] worden gehuurd zijn door haar uitgezonderd van de sluiting. Ter zitting is namens de burgemeester toegelicht dat de reden hiervoor is dat zij voor het nemen van het besluit bekend was met de huurovereenkomst gesloten tussen [naam] en [verzoekster] en dat [naam] als enige bij de Kamer van Koophandel is aangemeld op dit adres.
5.7
De voorzieningenrechter is van oordeel dat met deze ter zitting gegeven toelichting onvoldoende duidelijk is geworden waarom de andere delen van het pand die verhuurd zijn aan derden niet uitgezonderd zijn van de sluiting. Al in de zienswijze hebben verzoekers aangevoerd dat er ook andere huurders zijn. De burgemeester had er dus van op de hoogte kunnen zijn dat er meerdere huurders in het pand aanwezig zijn. Door de belangen van deze huurders niet mee te wegen heeft er geen volledige belangenafweging plaatsgevonden. Dat deze huurders mogelijk niet in de Kamer van Koophandel zijn ingeschreven maakt dat niet anders.
5.8
Ter zitting is onbetwist gesteld dat bedrijfsloods 1 hermetisch afgesloten kan worden en dat de huurders dan nog bij de door hen gehuurde boxen en loodsen kunnen. Omdat de burgemeester een uitzondering heeft gemaakt voor [naam] , moet aangenomen worden dat de burgemeester het belang van deze huurder zwaarder heeft laten wegen dan haar eigen belang bij volledige sluiting van het hele perceel. Nu op voorhand niet is vast te stellen welke uitkomst de heroverweging in bezwaar heeft als de burgemeester de belangen van de overige huurders meeweegt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het bestreden besluit te schorsen voor zover dit betrekking heeft op de ruimtes gehuurd door derden.
5.9
Hoewel verzoekers hebben aangevoerd dat sluiting van loods 1 tot schade voor het bedrijf zal leiden, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om het volledige besluit te schorsen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter meegewogen dat verzoeker 2 geen eigenaar van [verzoekster] is, dus in die zin ook niet getroffen wordt door de sluiting van loods 1. Ten aanzien van verzoeker 1 is weliswaar aannemelijk dat hij enige financiële schade zal leiden, maar nu de overige ruimtes niet gesloten worden, heeft hij nog wel inkomsten uit de verhuur. Verder kan de voorzieningenrechter de burgemeester wel volgen in haar standpunt dat de kantoorwerkzaamheden door de sluiting niet onmogelijk worden, al dan niet door het personeel thuis te laten werken dan wel tijdelijk vervangende kantoorruimte te huren. Ook de op- en overslagactiviteiten kunnen tijdelijk verplaatst worden naar een andere locatie. Verzoekers hebben dit standpunt van de burgemeester ook niet (gemotiveerd) betwist. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat sluiting van loods 1 niet onevenredig is.
Proceskosten en griffierecht
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht te vergoeden.
De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op de door derden gehuurde ruimtes tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 184,00 aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 25 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet
Artikel 2 van de Opiumwet
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Artikel 10, vierde lid
Hij die opzettelijk handelt in strijd met het in artikel 2 onder B of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 10, vijfde lid
Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 2 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 10a, eerste lid, onder 3° van de Opiumwet
Hij die om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

Voetnoten

2.In het criminele milieu is dit jargon voor de productie van synthetische drugs.
4.De beleidsregel artikel 13b Opiumwet, niet gedoogde lokalen gemeente Etten-Leur