ECLI:NL:RBZWB:2022:4112

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
20/8737
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking en onroerendezaakbelastingen met schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, eigenaar van een woning, en de heffingsambtenaar van de gemeente Hilvarenbeek, alsook de Minister van Justitie en Veiligheid. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van zijn woning, die bij beschikking van 29 februari 2020 was vastgesteld op € 339.000. Het bezwaar werd ongegrond verklaard op 18 september 2020, waarna de belanghebbende beroep instelde. Tijdens de zitting op 10 juni 2022 hebben partijen een compromis bereikt, waarbij de WOZ-waarde werd vastgesteld op € 321.000 en de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig werd verminderd. Tevens werd overeengekomen dat de heffingsambtenaar het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 zou vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 2.056 zou betalen.

Daarnaast heeft de belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn van twee jaar was overschreden met drie maanden, en kende de belanghebbende een schadevergoeding van € 500 toe, te betalen door de minister. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en bepaalde de WOZ-waarde en de bijbehorende aanslag onroerendezaakbelastingen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
Zaaknummer: BRE 20/8737
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [woonplaats] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hilvarenbeek, de heffingsambtenaar,
en
de Minister van Justitie en Veiligheid,de minister.

1.Inleiding

1.1.
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). Bij beschikking van 29 februari 2020 is de WOZ-waarde van de woning voor het jaar 2020 vastgesteld op € 339.000. Tegelijk is ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking. Bij uitspraak op bezwaar van 18 september 2020 is het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende, zijn gemachtigde drs. F.J.H. van der Plas en namens de heffingsambtenaar, [naam] (taxateur).

2.Overwegingen

2.1.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt. Afgesproken is dat de WOZ-waarde van de woning voor het jaar 2020 wordt vastgesteld op € 321.000. De aanslag onroerendezaakbelastingen dient dienovereenkomstig te worden verminderd. Verder zijn partijen overeengekomen dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem moet vergoeden en dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende een proceskostenvergoeding dient te betalen. De overeengekomen proceskostenvergoeding bedraagt in totaal € 2.056 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 269, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen met een waarde per punt van € 759).
2.2.
De rechtbank heeft overeenkomstig het voorgaande beslist.
2.3.
Ter zitting heeft belanghebbende verder verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad heeft als uitgangspunt bepaald dat een redelijke behandeltermijn voor de bezwaar- en beroepsfase in eerste aanleg een periode van twee jaar bedraagt. [1] De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ontvangen op 23 maart 2020 en uitspraak op bezwaar gedaan op 18 september 2020. De rechtbank doet uitspraak op 22 juli 2022. De redelijke termijn is daarmee overschreden met (afgerond) 3 maanden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende recht op een schadevergoeding van € 500. Dit bedrag komt geheel voor rekening van de minister vanwege de te lange duur van de beroepsfase. De rechtbank merkt de minister daarom mede aan als partij in dit geding.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de bij beschikking vastgestelde waarde van de woning tot een bedrag
van € 321.000 en vermindert de aanslag onroerendezaakbelastingen
dienovereenkomstig;
- veroordeelt de minister tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade
aan belanghebbende tot een bedrag van € 500;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 48 aan belanghebbende
moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 2.056 aan proceskosten aan
belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 22 juli 2022 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.