ECLI:NL:RBZWB:2022:4158
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 23 juli 2021 inzake de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2019. De belanghebbende heeft de inspecteur van de belastingdienst verzocht om vergoeding van de proceskosten na het intrekken van het beroep, omdat partijen tot overeenstemming waren gekomen. De inspecteur heeft echter aangegeven dat er geen sprake is van beroepsmatige rechtsbijstand, aangezien de correspondentie door de belanghebbende zelf is gevoerd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, hoewel de inspecteur tegemoet is gekomen aan het beroep van de belanghebbende, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Er is geen bewijs dat door een derde beroepsmatig rechtsbijstand is verleend, en de belanghebbende heeft zelf alle proceshandelingen verricht.
De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende vrijgesteld is van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht, waardoor de inspecteur niet verplicht is om het griffierecht te vergoeden. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen en openbaar gemaakt op 22 juli 2022.