ECLI:NL:RBZWB:2022:4159
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht en afwijzing verzoek immateriële schadevergoeding
Op 29 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-21-1981, waarin belanghebbende, een natuurlijke persoon uit [woonplaats], in beroep is gekomen tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de belastingdienst. Het beroep betreft de kosten voor betekening van dwangbevelen inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen voor de jaren 2011 en 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat belanghebbende het verschuldigde griffierecht van € 49,- niet tijdig heeft betaald. De rechtbank heeft de procedure zonder zitting gevoerd, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Belanghebbende had eerder een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar dit werd door de griffier afgewezen. Ondanks herhaalde verzoeken om het griffierecht te betalen, heeft belanghebbende dit niet gedaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar is, waardoor de beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.