In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juli 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam]. De rechtbank oordeelt dat de moeder niet in staat is om haar leven te stabiliseren en betrouwbaar en beschikbaar te zijn voor de verzorging en opvoeding van [voornaam]. De rechtbank volgt het perspectiefbesluit van de gecertificeerde instelling (GI), waarin is gesteld dat het perspectief van de minderjarige niet bij de moeder ligt. De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling, van 10 juli 2022 tot 10 september 2022.
De procedure begon met een mondelinge behandeling op 21 juni 2022, waarbij de moeder niet fysiek aanwezig was vanwege ziekte. Haar advocaat, mr. P.F.M. Gulickx, verzocht om uitstel, maar dit werd afgewezen door de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van [voornaam] was om de zaak niet aan te houden, gezien de complexiteit en de aflooptermijn van de machtiging. De rechtbank constateerde dat de moeder niet voldeed aan de voorwaarden die waren gesteld voor het uitbreiden van de contacten met [voornaam] en dat er zorgen waren over haar stabiliteit en middelengebruik.
De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen al aangegeven aan welke voorwaarden de moeder moet voldoen om de contacten met [voornaam] uit te breiden en om thuisplaatsing mogelijk te maken. Ondanks de goede bedoelingen van de moeder, blijkt uit de stukken dat zij niet in staat is geweest om aan deze voorwaarden te voldoen. De rechtbank concludeert dat het in het belang van [voornaam] is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, en dat er geen verwachting is dat de situatie van de moeder op korte termijn zal verbeteren. De rechtbank verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.