ECLI:NL:RBZWB:2022:4207

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
C/02/395925 FA RK 22-1313
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing rechterlijke machtiging Wzd om vrijwillige hulpverlening thuis te regelen, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2022 een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de opheffing van een rechterlijke machtiging op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had verzocht om een opvolgende machtiging voor de duur van zes maanden voor een cliënt die lijdt aan dementie, type Alzheimer. De cliënt, geboren in 1935, verblijft momenteel in een accommodatie en heeft professionele zorg nodig, maar de thuissituatie biedt onvoldoende ondersteuning door opstandigheid en de overbelasting van de mantelzorger, zijn dochter.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juni 2022 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn advocaat, en familieleden. De advocaat heeft aangegeven dat de cliënt graag naar huis wil, maar dat de rechterlijke machtiging de aanvraag voor thuiszorg belemmert. De dochter van de cliënt heeft contact opgenomen met de zorgverzekeraar om de juiste hulpverlening te regelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, maar dat er een plan moet worden gemaakt voor een terugkeer naar huis.

De rechtbank heeft de rechterlijke machtiging per 24 juni 2022 opgeheven, maar het verzoek voor de resterende vier maanden aangehouden. De rechtbank verzoekt het CIZ en de advocaat om uiterlijk op de pro forma datum verslag uit te brengen over de stand van zaken en of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/395925 / FA RK 22/1313
Opvolgende rechterlijke machtiging
Nadere beschikking van 24 juni 2022van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedatum] 1935 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie van [accomodatie] , aan de [adres] te [plaats] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. B.I. van Vugt te Roosendaal

1.Nader procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 3 mei 2022 met de daarin aangegeven stukken;
- de medische verklaring van 16 juni 2022.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 juni 2022, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Turkse taal;
- [dochter] , dochter van cliënt;
- [zoon] , zoon van cliënt;
- de arts en de teammanager van de afdeling van [accomodatie] .

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden. Bij beschikking van de rechtbank van 3 mei 2022 is een rechterlijke machtiging verleend voor de duur van twee maanden. Thans is aan de orde het verzoek tot een rechterlijke machtiging voor de resterende duur van vier maanden.

3.Standpunten

3.1
Ter onderbouwing van het verzoek is door het CIZ aangegeven dat betrokkene lijdt aan dementie, type Alzheimer. Betrokkene heeft professionele begeleiding en zorg nodig, maar dit kan in de thuissituatie onvoldoende geboden worden, omdat professionals zich terug trekken door het opstandige gedrag van cliënt. De ambulante steun uit het netwerk is onvoldoende om het ernstig nadeel af te wenden. Er dreigt overbelasting van de dochter als mantelverzorger, waardoor zij niet die benodigde rol kan vervullen.
3.2
De arts en teammanager van de afdeling van [accomodatie] hebben aangegeven dat het met cliënt beter en stabieler gaat. Er is geïnvesteerd in de medische situatie. Bovendien doet de structuur die in de accommodatie wordt geboden cliënt goed. Nu kan hij nog niet naar huis, zijn medische toestand moet nog stabieler worden. Bovendien, als cliënt terug naar huis gaat, is het belangrijk dat een vergelijkbare structuur aan hem wordt geboden. Ook moeten de medicatie-inname en het controleren van de suikerwaardes dan goed geregeld zijn. Cliënt kan op vrijwillige basis in de accommodatie verblijven, zolang de thuiszorg nog niet geregeld is, ook als cliënt enkele keren aangeeft naar huis te willen. Verder is het van belang dat er een plan wordt gemaakt waarin de opbouw van huiswaarts keren goed is bedacht en de uitvoering ervan is geregeld.
3.2
De advocaat heeft namens cliënt aangegeven dat cliënt graag naar huis wil. Er is getracht hulpverlening in de thuissituatie te regelen, maar zolang cliënt is opgenomen met een rechterlijke machtiging kan de thuiszorg niet aangevraagd worden. De advocaat verzoekt om afwijzing van het verdere verzoek, zodat de hulpverlening in de thuissituatie geregeld kan worden. Zij kan mede namens cliënt instemmen met een tijdelijk verblijf in het verpleeghuis zolang de thuiszorg nog niet is geregeld en zoalng dit medisch nog noodzakelijk is.
3.3
De dochter van cliënt heeft aangegeven dat zij contact heeft gelegd met de zorgverzekeraar om haar te ondersteunen in het vinden van de juiste hulpverlening in de thuissituatie. Om de thuiszorg te regelen, moet de rechterlijke machtiging beëindigd worden. De dochter en de zoon van cliënt geven aan dat zij hun vader op vrijwillige basis in de accommodatie laten verblijven, zolang de hulp thuis nog niet geregeld is. Zij kunnen ook instemmen met het opstellen van opbouwplan.

4.Nadere beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, type Alzheimer.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
4.3
De opname en het verblijf zijn op dit moment, zolang er nog geen thuishulp geregeld is, noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank overweegt dat cliënt de kans moet krijgen om weer thuis te verblijven. Dit is enkel mogelijk met thuishulp, naast de mantelzorg die de kinderen aan cliënt zullen bieden. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de thuishulp niet geregeld kan worden zolang er een rechterlijke machtiging geldt. De kinderen van cliënt hebben toegezegd cliënt op vrijwillige basis in de accommodatie te laten verblijven, zolang de thuishulp nog niet geregeld is. Cliënt geeft na overleg met zijn dochter te kennen dat hij nog wel in het verpleeghuis wil blijven als dat moet. Zijn advocaat kan hiermee instemmen. Ondanks dat cliënt af en toe verbaal aangeeft dat hij naar huis wil, heeft de zorgaanbieder aangegeven dat dit geen obstakel vormt om cliënt op vrijwillige basis te laten verblijven. Zodra de thuishulp geregeld is, kan er vanuit de accommodatie stapsgewijs toegewerkt worden naar huis. De rechtbank overweegt daarbij dat het belangrijk is dat er in de thuissituatie een vergelijkbare, strikte structuur wordt geboden aan cliënt en er een structurele controle blijft op de inname van de medicatie en de controle van de suikerwaardes bij cliënt.
4.4
De rechtbank heft de rechterlijke machtiging per de datum van de mondelinge behandeling, 24 juni 2022, op en houdt het nadere verzoek, tot een rechterlijke machtiging voor de resterende duur van vier maanden, aan. De zaak zal worden aangehouden tot hierna te noemen pro forma datum om iedereen de kans te bieden te onderzoeken of een terugkeer naar huis mogelijk is en zo ja, dit op te bouwen. De rechter verzoekt aan het CIZ en de advocaat van cliënt om uiterlijk op de na te melden pro forma datum schriftelijk verslag uit te brengen over de stand van zaken. Voorts dient het CIZ aan te geven of hij het resterende deel van het verzoek handhaaft.

5.Beslissing

De rechtbank:
heft, met ingang van 24 juni 2022, op de machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedatum] 1935 te [geboorteplaats] ,
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf aan tot
donderdag 15 september 2022;
verzoekt aan het CIZ en de advocaat van cliënt om uiterlijk op voormelde pro forma datum schriftelijk verslag uit te brengen over de stand van zaken en aan het CIZ om aan te geven of dit het resterende deel van het verzoek handhaaft;
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2022 door mr. De Beer, rechter in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas als griffier, en op 8 juli 2022 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.