Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Nader procesverloop
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Turkse taal;
2.Het verzoek
3.Standpunten
4.Nadere beoordeling
5.Beslissing
donderdag 15 september 2022;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2022 een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de opheffing van een rechterlijke machtiging op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had verzocht om een opvolgende machtiging voor de duur van zes maanden voor een cliënt die lijdt aan dementie, type Alzheimer. De cliënt, geboren in 1935, verblijft momenteel in een accommodatie en heeft professionele zorg nodig, maar de thuissituatie biedt onvoldoende ondersteuning door opstandigheid en de overbelasting van de mantelzorger, zijn dochter.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juni 2022 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn advocaat, en familieleden. De advocaat heeft aangegeven dat de cliënt graag naar huis wil, maar dat de rechterlijke machtiging de aanvraag voor thuiszorg belemmert. De dochter van de cliënt heeft contact opgenomen met de zorgverzekeraar om de juiste hulpverlening te regelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, maar dat er een plan moet worden gemaakt voor een terugkeer naar huis.
De rechtbank heeft de rechterlijke machtiging per 24 juni 2022 opgeheven, maar het verzoek voor de resterende vier maanden aangehouden. De rechtbank verzoekt het CIZ en de advocaat om uiterlijk op de pro forma datum verslag uit te brengen over de stand van zaken en of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.