ECLI:NL:RBZWB:2022:4265
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 16 april 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst de wettelijke beslistermijn heeft overschreden. Eiseres heeft de Belastingdienst op 12 mei 2022 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank vaststelt dat de termijn voor het nemen van een besluit inmiddels is verstreken.
De rechtbank wijst erop dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen tien weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast wordt de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist na de ingebrekestelling. Eiseres krijgt ook haar griffierecht van € 50,- vergoed en de proceskosten worden vastgesteld op € 379,50. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst.