ECLI:NL:RBZWB:2022:4282

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2749
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning voor bouw garage en tuinmuur

Op 2 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een omgevingsvergunning voor de bouw van een garage en een tuinmuur aan de achterzijde van een woning in Middelburg. Eiser, vertegenwoordigd door mr. B. Vermeirssen, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Middelburg, dat op 9 februari 2021 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de bouw. Eiser stelt dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan en dat er geen vergunningvoorschrift is opgenomen over de steensoort voor de tuinmuur, die volgens hem essentieel is voor de bescherming van de muur onder het bestemmingsplan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in de omgevingsvergunning geen voorschrift heeft opgenomen over de te gebruiken steensoort, wat een gebrek in het besluit oplevert. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking laten komen. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen door binnen vier weken de steensoort te beoordelen en vast te leggen in de omgevingsvergunning. Eiser en het college moeten binnen twee weken na de uitspraak aan de rechtbank meedelen of zij gebruik willen maken van deze gelegenheid.

De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet is behandeld. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2749 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. B. Vermeirssen ,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg, verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder], te [plaats] (vergunninghouder),
gemachtigde: [naam gemachtigde vergunninghouder] .

Procesverloop

In het besluit van 9 februari 2021 (primair besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een garage en een tuinmuur aan de achterzijde van de woning aan de [naam adres] 4 te [plaats] . Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 17 mei 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juni 2022 op zitting behandeld. Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] . De derde-partij is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1.1.
Op 2 januari 2021 heeft vergunninghouder twee aanvragen voor een omgevingsvergunning ingediend voor de aanleg van een uitrit, de bouw van een garage en een tuinmuur op het achtererf van de woning aan het adres [naam adres] 4 te [plaats] .
1.2.
Bij besluit van 9 februari 2021 (primair besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een garage en tuinmuur achter de woning op het adres [naam adres] 4 te [plaats] .
1.3.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Het bezwaar is besproken bij de hoorzitting van de Commissie bezwaarschriften [plaats] , kamer algemene zaken (hierna: de bezwaarschriftencommissie) op 8 april 2021. Daarnaast heeft de bezwaarschriftencommissie het college geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren en het primaire besluit in stand te laten.
1.4.
Bij besluit 12 mei 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
1.5.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het geschil
2. Aan de orde is de vraag of het college op goede gronden de omgevingsvergunning voor de bouw van een garage en een tuinmuur aan de achterzijde van de woning aan de [naam adres] 4 te [plaats] heeft verleend.
Standpunt van eiser
3.1.
Eiser stelt zich op het standpunt dat de bouw van de garage niet mogelijk is vanwege de oppervlakte van de garage. De oppervlakte van de garage is in strijd met het bestemmingsplan. Daarnaast wordt de garage niet gebouwd op het perceel dat hoort bij het hoofdgebouw.
3.2.
Daarnaast stelt eiser dat de herbouwplicht voor de muur had moeten worden opgenomen in de omgevingsvergunning.
3.3.
Eiser is ook van mening dat er een in de omgevingsvergunning een vergunningvoorschrift had moet worden opgenomen over de steensoort waarmee de muur zou worden teruggebouwd.
Steensoort voor de te bouwen tuinmuur
4.1.
Eiser stelt zich op het standpunt dat er een vergunningvoorschrift had moeten worden opgenomen in de verleende omgevingsvergunning, waarin was vastgesteld met welke steensoort de tuinmuur moet worden gebouwd. De steensoort is een belangrijk aspect, nu de muur bestemmingsplanmatig is beschermd. De steensoort hoort naar de mening van eiser onderdeel uit te maken van de omgevingsvergunning en niet pas na de omgevingsvergunning te worden goedgekeurd. Nu is er wel bepaald dat de steensoort eerst aan de welstandscommissie moet worden voorgelegd, maar hiertegen kan eiser geen rechtsmiddelen meer aanwenden.
4.2.
Het college stelt dat in de omgevingsvergunning is bepaald dat voorafgaand aan de bouw de steenmonsters ter beoordeling en goedkeuring aan de welstandscommissie moeten worden voorgelegd. De welstandscommissie zal vervolgens beoordelen of de stenen passend zijn en gebruikt kunnen worden. Dit geeft naar de mening van het college voldoende zekerheid dat de juiste stenen zullen worden gebruikt.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de tuinmuur in het bestemmingsplan als een beschermde muur is aangewezen. Het door het college opgenomen vergunningvoorschrift over de beoordeling en goedkeuring van de steenmonsters zorgt voor een zekere bescherming, nu vergunninghouder niet zondermeer met elke steensoort de tuinmuur terug kan bouwen. Echter, tegen een advies of goedkeuring van de welstandscommissie staan voor belanghebbenden geen rechtsmiddelen meer open. Gelet op het feit dat er sprake is van een beschermde tuinmuur en tegen het oordeel van de welstandscommissie niet meer kan worden opgekomen, is de rechtbank van oordeel dat het college vooraf de steenmonsters had moeten beoordelen. In de omgevingsvergunning had dan moeten worden opgenomen welke steensoort er door vergunninghouder gebruikt mocht worden. Het beroep is daarom in zoverre gegrond.
Bestuurlijke lus
5. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit een gebrek kent, nu het college geen vergunningvoorschrift heeft opgenomen in de omgevingsvergunning over de te gebruiken steensoort. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
6. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten ‘bestuurlijke lus’. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken.
De rechtbank is van oordeel dat vergunninghouder eerst een keuze zal moeten maken over de steensoort die hij wil gebruiken voor de bouw van de tuinmuur. De rechtbank zal dan ook eerst vergunninghouder in de gelegenheid stellen om de steensoort te bepalen. Een steenmonster zal hij vervolgens aan het college moeten voorleggen. Het college wordt dan in de gelegenheid gesteld om te (laten) beoordelen of deze steensoort kan worden gebruikt voor de bouw van de tuinmuur en kan de gekozen steensoort vervolgens voorschrijven in de omgevingsvergunning.
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
8. De rechtbank zal de termijn waarbinnen vergunninghouder de steensoort aan het college kan voorleggen bepalen op vier weken, na de dag van verzending van de uitspraak. Het college krijgt vervolgens vier weken om de steensoort te beoordelen en vast te leggen in de omgevingsvergunning. Als vergunninghouder en het college hiervan geen gebruik willen maken, dan dienen zij dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als vergunninghouder en het college wel gebruik maken van die gelegenheid, dan zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen om binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat betekent dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt vergunninghouder in de gelegenheid om binnen vier weken een steensoort aan het college voor te leggen. Daarnaast wordt het college in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen door de steensoort te beoordelen, vast te stellen en in de omgevingsvergunning vast te leggen. Het college dient dus binnen acht weken na verzending van de uitspraak de rechtbank te informeren over de steensoort die gebruikt zal worden en de gewijzigde vergunning;
- draagt vergunninghouder en het college op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 2 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.