ECLI:NL:RBZWB:2022:4335

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
C/02/397950 JE RK 22-912
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van gezinsbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 juli 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] verblijft niet in Nederland en heeft al geruime tijd geen contact met de gecertificeerde instelling (GI) en de pleegmoeder. [minderjarige] is meer dan een jaar ondergebracht bij de pleegmoeder, die een veilige en liefdevolle opvoedomgeving biedt. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, in afwachting van de onderzoeksresultaten van de Raad voor de Kinderbescherming over een gezagsbeëindigende maatregel. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder, waaronder huiselijk geweld en alcoholmisbruik, en dat [minderjarige] behoefte heeft aan stabiliteit en continuïteit in haar opvoeding. De kinderrechter heeft beide verzoeken toegewezen en de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de noodzakelijke zorg voor [minderjarige] kan worden gewaarborgd. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 11 augustus 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing is eveneens verlengd tot dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/397950 / JE RK 22-912
Datum uitspraak: 29 juli 2022
Beschikking kinderrechter over verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Tilburg, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

[pleegmoeder] ,

hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 25 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 27 mei 2022.
Op 29 juli 2022 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- een vertegenwoordiger van de GI.
- de pleegmoeder
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige] verblijft in het gezin van de pleegmoeder.
Bij beschikking van 11 augustus 2021 is [minderjarige] onder toezicht van de GI gesteld voor de periode van 11 augustus 2021 tot 11 augustus 2022. Daarbij is ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 11 augustus 2021 tot, naar de kinderrechter begrijpt, 11 augustus 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen met een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg. De GI verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

Ter (nadere) onderbouwing van het verzoek is door de GI aangegeven dat de moeder ruim een jaar geleden naar [plaats] is teruggekeerd. Zij heeft in [plaats] geen netwerk. Voor haar terugkeer heeft zij in [plaats] [minderjarige] ondergebracht bij de pleegmoeder. Het is onbekend of de moeder nog naar [plaats] terugkomt en waar zij op dit moment verblijft. Van de moeder is de GI geen adres op [plaats] bekend. De GI heeft al enige tijd geen contact met de moeder kunnen krijgen. De enige manier om contact met haar te kunnen krijgen is als de pleegmoeder bij familie van de moeder aandringt op contact. In dat geval komt er via via contact tot stand. Bij een therapeut heeft [minderjarige] aangegeven niet bij haar moeder te willen wonen, maar bij haar pleegmoeder. Ze is bang voor haar biologische moeder. Er bestaan zorgen over een onveilige opvoedingssituatie bij de moeder, zoals het ontbreken aan veiligheid en structuur, blootstelling aan huiselijk geweld en overmatig alcoholgebruik van de moeder.
Vermoedelijk is er sprake geweest van fysieke en verbale mishandeling en verwaarlozing van [minderjarige] . Zij laat signalen zien van een vroegkinderlijk trauma. De school maakt zich zorgen over haar gedrag en haar cognitieve vaardigheden. Het is van belang om zicht te behouden op de ontwikkelingen van [minderjarige] . Er wordt ingezet op traumabehandeling zoals speltherapie en EMDR en het verkrijgen van zicht op haar hechtingsontwikkeling. De pleegmoeder biedt een veilige en liefdevolle opvoedomgeving aan [minderjarige] . Zij is bereid blijvend de zorg over [minderjarige] op zich te nemen. Om het perspectief van [minderjarige] te bepalen is aan de Raad voor de Kinderbescherming (Raad) verzocht onderzoek te doen naar de noodzaak van een gezagsbeëindigende maatregel. De GI heeft een door de moeder ondertekende verklaring dat zij afstand wil doen van het gezag over [minderjarige] .
Door de pleegmoeder is aangegeven dat [minderjarige] inmiddels een jaar en vier maanden bij haar verblijft. Er zijn veel positieve veranderingen bij [minderjarige] . Zo gaat het beter op school, is ze eerlijker en meer open. Wel moet ze nog leren omgaan met boosheid. [minderjarige] vraagt niet naar haar moeder en praat ook niet over de gebeurtenissen die haar vroeger zijn overkomen. Dat zal in de behandeling aan de orde worden gesteld. Op 3 juli 2021 was er voor het laatst telefonisch contact tussen [minderjarige] en de moeder. [minderjarige] heeft toen aangegeven dat ze wilde stoppen met de telefonische gesprekken. De pleegmoeder heeft zelf weinig contact heeft met de moeder. Er wordt weinig tot niet op appberichten van de GI en de pleegmoeder gereageerd. In een e-mailbericht van 3 december 2021 heeft de moeder aangegeven afstand te willen doen van het gezag over [minderjarige] . De pleegmoeder geeft aan dat [minderjarige] bij haar mag blijven wonen en dat zij de voogdij op zich wil nemen. De pleegmoeder kan [minderjarige] de nodige structuur, veiligheid en liefde te bieden. Zij geeft zelf aan duidelijkheid te willen krijgen dat ze bij de pleegmoeder kan blijven.

De beoordeling

De kinderrechter heeft merkt de pleegmoeder aan als belanghebbende, omdat zij al meer dan een jaar de zorg en opvoeding over [minderjarige] draagt.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter gebleken dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De moeder neemt de verzorging en opvoeding niet meer op zich en lijkt feitelijk afstand te hebben gedaan van [minderjarige] . Er is op dit moment al geruime tijd geen contact tussen de moeder en [minderjarige] . De moeder verblijft kennelijk op [plaats] en neem zelf geen contact op met [minderjarige] en/of de pleegmoeder. De sporadische contacten met de moeder komen op initiatief van de pleegmoeder tot stand. Bij [minderjarige] is er sprake van trauma’s en mogelijk ook van hechtingsproblematiek door een onveilige opvoedsituatie bij de moeder. [minderjarige] heeft hier behandeling voor nodig. Zij heeft daarnaast behoefte aan duidelijkheid over haar opvoedperspectief. Zij wil bij de pleegmoeder blijven en de pleegmoeder kan en wil blijvend de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich nemen. De GI heeft aan de Raad verzocht onderzoek in te stellen naar de noodzaak van de gezagsbeëindigende maatregel. Naar aanleiding van het resultaat van het onderzoek door de Raad zal worden bepaald of het toekennen van de voogdij aan de pleegmoeder (of de GI) passend is. Dit leidt ertoe dat in afwachting van de onderzoeksresultaten van de Raad de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. Tevens is het noodzakelijk dat in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd.
De kinderrechter zal daarom beide maatregelen verlengen als na te melden. Hij zal de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissingen ondanks een eventueel hoger beroep meteen kunnen worden uitgevoerd.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 11 augustus 2022 tot 11 augustus 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 11 augustus 2022 tot 11 augustus 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2022 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas en Vaneerdewegh, als griffiers.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 2 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.