ECLI:NL:RBZWB:2022:4423

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
C/02/398390 JERK 22-977
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor aanvraag paspoort minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2022 uitspraak gedaan over een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een paspoort voor de minderjarige [voornaam]. De moeder van [voornaam] heeft geweigerd om de identiteitskaart van haar kind af te geven, wat de GI en de pleegouders in een lastige situatie heeft gebracht, vooral omdat de pleegouders met [voornaam] op vakantie willen naar Frankrijk. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder in het verleden herhaaldelijk heeft geweigerd om de identiteitskaart van [voornaam] af te geven, wat heeft geleid tot onzekerheid over de mogelijkheid voor [voornaam] om mee te gaan op vakantie. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van [voornaam] is dat de GI of de pleegouders over een geldig identiteitsbewijs beschikken, zodat [voornaam] zich kan identificeren, naar het buitenland kan reizen en medische zorg kan ontvangen indien nodig. De kinderrechter heeft daarom het verzoek van de GI toegewezen en toestemming verleend voor het aanvragen van een Nederlands paspoort voor [voornaam]. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht Locatie Breda
zaakgegevens: C/02/398390 JE RK 22-997 Datum uitspraak: 21 juni 2022

Beschikking van kinderrechter over vervangende toestemming Paspoortwet

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Roosendaal,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI), betreffende
[naam 1],
geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [voornaam].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden in deze zaak aan:

[naam 2],

wonende te [woonplaats 1],
hierna te noemen: de moeder,

ECHTPAAR [naam 3],

wonende te [woonplaats 2],
hierna te noemen: de pleegouders.

Het procesverloop

De kinderrechter oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het verzoek van 10 juni 2022 van de GI, met bijlagen, bij de griffie ontvangen op 10 juni 2022;
- het op 17 juni 2022 ingekomen e-mailbericht van de moeder;
- de brief van 17 juni 2022 van de pleegouders.
Op 21 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij de mondelinge behandeling is verschenen en gehoord:
- een vertegenwoordiger namens de GI.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling heeft de moeder vanuit de deuropening van de zittingszaal aan de kinderrechter verzocht of een medewerkster van de gemeente de mondelinge behandeling mag bijwonen. De kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen,
omdat het een mondelinge behandeling met gesloten deuren betreft en de gemeente geen partij is in deze zaak. De kinderrechter zag daarbij geen omstandigheden om die medewerkster bijzondere toestemming te geven. Hierop heeft de moeder aangegeven dat zij de mondelinge behandeling niet wil bijwonen. De kinderrechter heeft die behandeling vervolgens voortgezet buiten aanwezigheid van de moeder.

De feiten

De moeder is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [voornaam].
Bij beschikking van de kinderrechter van 18 augustus 2021 is, voor zover hier van belang, de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] in een voorziening voor pleegzorg laatstelijk verlengd tot 31 augustus 2022.
Op basis van die beschikking verblijft [voornaam] momenteel bij de pleegouders.

Het verzoek

De GI verzoekt, naar de kinderrechter begrijpt, om haar op grond van artikel 36, eerste lid Paspoortwet, vervangende toestemming te verlenen, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de moeder, voor het aanvragen van een Nederlands paspoort voor [voornaam].

De standpunten

De GI handhaaft het verzoek en legt daaraan, kort samengevat, ten grondslag dat het pleeggezin van 23 juli 2022 tot 6 augustus 2022 op vakantie gaat naar Frankrijk, maar dat de moeder weigert om de identiteitskaart van [voornaam] af te geven. Zonder geldig identiteitsbewijs kan [voornaam] niet mee op vakantie. Ook kan hij in die weken niet worden opgevangen door zijn oom en tante of een ander gezin. Aangezien een minderjarige tegelijkertijd een identiteitsbewijs en een paspoort kan hebben, maar de moeder weigert om toestemming te verlenen voor het aanvragen van een paspoort voor [voornaam], verzoekt de GI om vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een paspoort voor [voornaam]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de jeugdbeschermer ter aanvulling aangegeven dat hij twee uur geleden een e-mailbericht van de tante van [voornaam] heeft ontvangen, waaruit blijkt dat de moeder de gemeentelijke identiteitskaart van [voornaam] inmiddels aan haar heeft overhandigd.
De tante zal de identiteitskaart aan de pleegouders overhandigen. De GI heeft dit echter nog niet kunnen verifiëren. Ten slotte doen er volgens de GI momenteel geen andere situaties voor waarin [voornaam] zich moet identificeren. Wel geeft de GI aan dat het voor [voornaam] handig is om zelf over een eigen identiteitsbewijs te beschikken, omdat die regelmatig nodig is. Zo kan zo’n bewijs nodig zijn bij een medische behandeling van [voornaam]. Daarbij is het volgens de GI van belang dat het iedere keer weer erg moeizaam gaat om de identiteitskaart van [voornaam] van de moeder te verkrijgen.
Bij de brief van 17 juni 2022 hebben de pleegouders, voor zover hier van belang, aangegeven dat zij hopen dat [voornaam] met hen mee kan gaan op vakantie. Volgens de pleegouders wil [voornaam] ook graag met hen mee. Hoewel de moeder haar toestemming heeft gegeven voor de vakantie, heeft zij volgens de pleegouders geweigerd om het identiteitsbewijs van [voornaam] af te geven. De pleegouders hebben aangegeven het niet nodig te vinden om hun mening nader toe te lichten tijdens de mondelinge behandeling.

De beoordeling

Op grond van artikel 34, eerste lid Paspoortwet wordt bij een aanvraag ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent.
Op grond van artikel 36, eerste lid Paspoortwet kan bij een aanvraag ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht is gesteld en jonger is dan zestien jaar, indien één of beide personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen weigeren een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34, eerste lid af te geven, in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de bevoegde rechter worden overgelegd. Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel kan de rechter een verklaring van toestemming afgeven op verzoek van de GI.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat de pleegouders niet over een geldig identiteitsbewijs van [voornaam] beschikken, terwijl [voornaam] met een machtiging tot uithuisplaatsing bij hen verblijft. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij twee uren voorafgaand aan de mondelinge behandeling een e-mailbericht van de tante van [voornaam] heeft ontvangen waaruit blijkt dat de moeder de identiteitskaart van [voornaam] aan haar zou hebben overhandigd. De GI heeft dit echter nog niet kunnen verifiëren. Daarnaast heeft de weigering van de moeder om de identiteitskaart aan de GI dan wel de pleegouders af te geven er toe geleid dat het voor [voornaam], maar ook voor het
pleeggezin, langere tijd onduidelijk is (geweest) of [voornaam] over een aantal weken met hen mee op vakantie kon gaan naar Frankrijk. Dat is niet in het belang van [voornaam]. Gelet hierop, is de moeder naar het oordeel van de kinderrechter onvoldoende betrouwbaar of zij in de toekomst wel (tijdig) de identiteitskaart van [voornaam] zal afgeven als de GI en/of de pleegouders daarom vragen. De kinderrechter vindt het echter belangrijk dat de pleegouders, indien noodzakelijk, tijdig over een geldig identiteitsbewijs van [voornaam] (kunnen) beschikken, omdat hij een geldig identiteitsbewijs nodig heeft om zich te kunnen identificeren, naar het buitenland te reizen en een medische behandeling te ondergaan. Ook in noodsituaties moet het al dan niet afgeven van het identiteitsbewijs van [voornaam] niet afhankelijk zijn van de welwillende medewerking van de moeder. In dit verband is het mede van belang dat de GI voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de moeder in de afgelopen periode meermalen heeft geweigerd om de identiteitskaart van [voornaam] aan de GI dan wel de pleegouders te overhandigen. De kinderrechter overweegt ten slotte dat niet is gebleken van gewichtige redenen om een paspoort voor [voornaam] te weigeren.
Gelet op het voorgaande, vindt de kinderrechter het in het belang van [voornaam] dat de GI of de pleegouders over een geldig identiteitsbewijs van [voornaam] beschikken. De houding van de moeder wordt gezien als een weigering om toestemming te geven om [voornaam] in het bezit te stellen van (indien nodig) van een identiteitsbewijs. De kinderrechter zal het verzoek daarom toewijzen en, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de moeder, aan de GI toestemming verlenen om ten behoeve van [voornaam] een Nederlands paspoort aan te vragen.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de moeder, toestemming aan de GI om ten behoeve van de minderjarige [voornaam] een Nederlands paspoort aan te vragen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2022 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te
‘s-Hertogenbosch.