ECLI:NL:RBZWB:2022:4483

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
C/02/393987 / FA RK 22-324
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale echtscheidingsprocedure met litispendentie tussen Nederlandse en Poolse rechtbanken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de vraag aan de orde welke rechtbank bevoegd is in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, beiden van Poolse nationaliteit. De vrouw heeft op 19 januari 2022 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij de Nederlandse rechtbank, terwijl de man op 17 januari 2022 een verzoek tot echtscheiding heeft ingediend bij de rechtbank in Polen. De rechtbank in Nederland moet nu vaststellen of zij bevoegd is, gezien de gelijktijdige procedures in beide landen.

De rechtbank overweegt de bepalingen van de EG-Verordening nr. 2201/2003 (Brussel II-bis), die de bevoegdheid en erkenning van beslissingen in huwelijkszaken regelt. De rechtbank stelt vast dat beide rechtbanken bevoegd kunnen zijn, maar dat de procedure in Polen eerder is ingediend. De vrouw betwist echter dat de man haar op de juiste wijze heeft geïnformeerd over de procedure in Polen, wat van invloed kan zijn op de vraag van litispendentie.

De rechtbank heeft de behandeling van de verzoeken aangehouden en de man de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van de betekening van zijn verzoek in Polen. De rechtbank zal de zaak pro forma aanhouden tot 14 oktober 2022, waarbij partijen moeten informeren over de voortgang van de procedures in beide landen. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2022, en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
locatie Middelburg
zaaknummer / rekestnummer: C/02/393987 / FA RK 22-324
Beschikking d.d. 1 augustus 2022 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. C.A.E. van der Poel, gevestigd te Hoogerheide,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M. Czarnota, gevestigd te Oosterhout Nb.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 20 januari 2022;
- het betekeningsexploot d.d. 24 januari 2022;
- het verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 12 april 2022;
- het F9-formulier d.d. 28 juni 2022 van mr. van der Poel;
- het F9-formulier d.d. 4 juli 2022 van mr. Czarnota, met bijlage;
- het F9-formulier d.d. 11 juli 2022 van mr. Czarnota, met bijlage;
- Het F9-formulier d.d. 12 juli 2022 van mr. van der Poel, met bijlage;
- de pleitnota van mr. van der Poel, overhandigd aan de griffier tijdens de mondelinge behandeling van 14 juli 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 juli 2022. Bij die gelegenheid is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en [tolk 1] , tolk in de Poolse taal (registratienummer 40162). Voorts is verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat en [tolk 2] , tolk in de Poolse taal (registratienummer 23471).

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 23 september 2017 te Lwowek, Polen.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is [minderjarige] , geboren op 12 juni 2017 te [geboorteplaats] , Polen.
2.3.
Partijen hebben beide de Poolse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt, samengevat,
- echtscheiding;
- bepaling dat de minderjarige haar hoofdverblijf zal hebben bij haar;
- vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
- vaststelling van een door de man te betalen onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minderjarige van € 281,= per maand, met ingang van de datum waarop de man de woning aan de [adres] zal hebben verlaten;
- te bepalen dat de woning gelegen te Polen (naar de rechtbank begrijpt: “verkocht”) zal worden op nog nader aan de te geven gronden en toelichting.
3.2.
De man heeft verweer gevoerd en de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren. De man heeft inhoudelijk (nog) geen verweer gevoerd. Hij behoudt zich het recht voor om inhoudelijk verweer te voeren tegen de door de vrouw ingediende verzoeken voor het geval de rechtbank zich wel bevoegd acht.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak heeft een internationaal karakter omdat beide partijen de Poolse nationaliteit hebben. Voorts staat tussen partijen vast dat er tevens een procedure in Polen is gestart betreffende de echtscheiding. De rechtbank zal daarom allereerst haar bevoegdheid moeten vaststellen.
Litispendentie
4.1.
De man heeft op 17 januari 2022 een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank in Polen, te Poznan. De rechtbank te Polen heeft dit verzoek op 18 januari 2022 ontvangen.
4.2.
De vrouw heeft op 19 januari 2022 bij onderhavige rechtbank in Nederland een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend. De rechtbank in Nederland heeft het verzoek van de vrouw op 20 januari 2022 ontvangen. Dit verzoekschrift is blijkens het overgelegde betekeningsexploot op 24 januari 2022 aan de man in persoon uitgereikt.
4.3.
Nu zowel bij deze rechtbank als bij de rechtbank in Polen een verzoek tot echtscheiding is ingediend is aan de orde de vraag welke rechtbank bevoegd is te beslissen op het verzoek (litispendentie). Zowel Nederland als Polen zijn aangesloten bij de EG-Verordening nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en ouderlijke verantwoordelijkheid (hierna: Brussel II-bis) zodat de in die verordening opgenomen bevoegdheidsregels gelden.
Juridisch kader
4.4.
Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, tweede en vijfde gedachtestreepje, Brussel II-bis is ter zake van de echtscheiding de rechter in Nederland bevoegd. Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, derde gedachtestreepje, Brussel II-bis is de rechter in Polen bevoegd.
4.5.
In artikel 19, eerste lid, Brussel II-bis is bepaald dat wanneer bij gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen procedures tot echtscheiding aanhangig zijn, het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zijn uitspraak ambtshalve aanhoudt totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.
4.6.
Op grond van artikel 16, Brussel II-bis wordt een zaak geacht aanhangig te zijn gemaakt:
a) op het tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk aan de verweerder te doen betekenen of mede te delen; of
b) indien de betekening of mededeling van dit stuk moet plaatsvinden voordat het bij het gerecht wordt neergelegd, op het tijdstip waarop het door de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of mededeling, wordt ontvangen, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk bij het gerecht neer te leggen.
Standpunten
4.7.
De advocaat van de man heeft gepoogd meer informatie te krijgen van de advocaat van de man in Polen ten aanzien van de daar aangebrachte zaak. Dit is echter tot op heden nog niet gelukt. Daarnaast stelt de man dat hij de vrouw over zijn rechtszaak te Polen heeft geïnformeerd zodra hij het verzoek had ingediend. De rechtbank dient zich volgens de man onbevoegd te verklaren zodra de Poolse rechtbank zich bevoegd heeft verklaard en tot die tijd dient de zaak te worden aangehouden. Het is van belang dat duidelijkheid komt over de stand van zaken in Polen.
4.8.
De vrouw stelt daarentegen dat de Nederlandse rechtbank wel bevoegd is van haar verzoekschrift tot echtscheiding met nevenverzoeken kennis te nemen en de zaak niet behoeft aan te houden. De vrouw verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar artikel 16 Brussel II-bis. Het door de man bij de rechtbank te Polen ingediende verzoekschrift is niet aan de vrouw betekend of op juiste wijze aan haar medegedeeld, althans dat kan niet worden nagegaan. Om deze reden is de vrouw van mening dat niet is voldaan aan artikel 16 Brussel II bis, zodat er geen sprake is van een aanhangige procedure in Polen. Daarnaast stelt de vrouw dat om te bepalen in welk land de echtscheidingsprocedure moet worden voortgezet, er een belangenafweging moet worden gemaakt waaruit zou moeten volgen dat het belang van de vrouw om de echtscheidingsprocedure in Nederland voort te zetten groter is dan het belang van de man om in Polen verder te procederen.
Beoordeling
4.9.
De rechtbank stelt vast dat de advocaat van de vrouw in Polen de advocaat van de vrouw in Nederland op 12 juli 2022 als volgt heeft geïnformeerd:
Ik wil u erop wijzen dat, in overeenstemming met de Poolse wet, een zaak nog aanhangig is wanneer de verweerder een kopie van de vordering wordt betekend. De eiser dient een vordering in bij de rechtbank, samen met kopieën voor elke verweerder. De rechtbank onderzoekt de vormvereisten van de vordering en bezorgt vervolgens een afschrift van de vordering aan de verweerder. Op dit punt is er sprake van litispendentie. Tot op de dag van vandaag heeft de rechtbank u of het advocatenkantoor geen kopie van de rechtszaak gestuurd, daarom heeft de zaak voor de Poolse rechtbank de status van een onafhankelijke rechtbank.
4.10.
De rechtbank merkt op dat onduidelijk is hoe de e-mail van de advocaat van de vrouw in Polen is vertaald. Nu de man daartegen echter geen verweer heeft gevoerd, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de in het geding gebrachte vertaling.
4.11.
Uit voornoemd e-mailbericht maakt de rechtbank op dat er een procedure aanhangig is in Polen. De rechtbank kan uit voornoemd e-mailbericht echter niet eenduidig afleiden welke betekeningsvoorschriften er in Polen gelden en of de man daaraan heeft voldaan. Onduidelijk is namelijk of de man of juist de rechtbank het verzoek aan de vrouw moet betekenen, onduidelijk is eveneens welke betekeningsvoorschriften er gelden conform de Poolse wet- en regelgeving, en of de man daaraan heeft voldaan, nu daarover in voornoemd e-mailbericht niks wordt opgemerkt, terwijl wel wordt gesteld dat er sprake is van litispendentie. Tevens is onduidelijk gebleven wat precies wordt bedoeld met “onafhankelijke rechtbank”.
4.12.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat de advocaat van de man in Polen de advocaat van de man in Nederland op 11 juli 2022 als volgt heeft geïnformeerd:
The suit was received by the Polish court on January 18, 2022. [poolse rechter] was appointed judge in the case. On April 28, a court asked me about jurisdiction. I replied – the jurisdiction of the Polish court results from the provisions of Polish law (Article 1103-1 paragraph 1 point 4 of the Code of Civil Procedure – both spouses are Polish citizens, the jurisdiction as to the daughter of the parties is based on Article 1103-2 paragraph 1 point 4 of the Code of Civil Procedure – the daughter of the parties and the parties are Polish citizens. On June 1, the files were submitted to the judge for further action – so far the court has not taken any other steps in the case.
4.13.
De rechtbank leidt uit het voorgaande e-mailbericht af dat de zaak aanhangig is bij de Poolse rechtbank en dat de rechtbank haar bevoegdheid nog moet vaststellen. De rechtbank kan echter ook uit voornoemd e-mailbericht niet afleiden welke betekeningsvoorschriften er in Polen gelden en of de man daaraan heeft voldaan.
4.14.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt artikel 16, lid 1 onder a, Brussel II-bis dat een zaak aanhangig wordt geacht te zijn gemaakt op het tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid (te weten het verzoekschrift) wordt ingediend (18 januari 2022), mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk aan de verweerder te doen betekenen of mede te delen.
4.15.
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet
dathet verzoekschrift van de man in Polen
moetworden betekend of medegedeeld aan de vrouw. Uit voorgaand artikel volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er betekend of medegedeeld moet worden conform de betekeningsvoorschriften in Polen.
4.16.
De rechtbank kan echter op basis van de in het geding gebrachte stukken niet verifiëren welke betekeningsvoorschriften er gelden of dat er een mededelingsplicht geldt. Nu de man stelt dat zijn verzoekschrift op de juiste wijze is betekend dan wel medegedeeld, hetgeen door de vrouw is betwist, stelt de rechtbank de man in de gelegenheid de rechtbank nader te informeren over in ieder geval:
- de betekeningsvereisten of mededelingsplicht zoals die gelden voor het door de man in Polen ingediende verzoekschrift conform de Poolse wet- en regelgeving;
- bewijsstukken waaruit blijkt dat de man daaraan heeft voldaan.
Alsdan kan de rechtbank bepalen of de procedure inderdaad aanhangig is gemaakt in Polen en of de onderhavige rechtbank de zaak moet aanhouden totdat Polen heeft beslist over haar bevoegdheid. De rechtbank neemt daarbij mede in overweging dat de rechtbank in Polen de zaak onder behandeling heeft en kennelijk in april 2022 bezig was met het onderzoek naar haar bevoegdheid. Aldus is er naar het oordeel van de rechtbank nog geen sprake van (het gevaar op) onredelijke vertraging.
4.17.
De vrouw heeft nog gesteld dat er belangenafweging gemaakt dient te worden. De rechtbank stelt vast dat Brussel II-bis niet de belangenafweging als criterium noemt dat wordt aangelegd voor het antwoord op de vraag welke rechtbank bevoegd is te beslissen op het verzoek tot echtscheiding. De rechtbank overweegt dat voorts niet duidelijk is geworden op grond waarvan het juridisch kader zoals genoemd gepasseerd zou moeten worden. De enkele stelling van de vrouw dat in Polen de schuld vraag speelt is daartoe onvoldoende.
4.18.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de behandeling van de verzoeken aanhouden voor een periode van drie maanden tot
14 oktober 2022pro forma. De man dient de rechtbank uiterlijk tien dagen voor de pro forma datum te informeren conform rechtsoverweging 4.16, waarna de vrouw in de gelegenheid zal worden gesteld hierop te reageren. Beide partijen dienen zich alsdan eveneens uit te laten over het door hen verder gewenste procesverloop, onder opgave van de verhinderdata over de periode oktober, november en december 2022.
4.19.
De rechtbank overweegt daarbij dat mocht de Poolse rechter zich onbevoegd verklaren en deze rechtbank als gevolg daarvan bevoegd is van het verzoek tot echtscheiding kennis te nemen, partijen de rechtbank daarover zo snel mogelijk dienen te informeren, alsmede over het door hen verder gewenste procesverloop, onder opgave van de verhinderdata over de periode oktober, november en december 2022. De man zal alsdan nog een termijn worden gegund voor het voeren van een inhoudelijk verweer tegen de verzoeken van de vrouw.

5.De beslissing

De rechtbank:
houdt de beslissing ten aanzien van de echtscheiding en de nevenvoorzieningen
pro formaaan tot
14 oktober 2022en draagt partijen op de rechtbank tien dagen voor genoemde datum of zoveel eerder als mogelijk te informeren met inachtneming van rechtsoverweging 4.16 en 4.19.
Deze beschikking is gegeven door mr. Voorn, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.L. Oude Weernink op 1 augustus 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.