ECLI:NL:RBZWB:2022:4515

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2468
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de herziening van studiefinanciering door DUO

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 augustus 2022, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van 14 mei 2021 beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.H. Steenbergen, had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende student. De rechtbank heeft op 23 juni 2022 de zaak behandeld, waarbij ook mr. G.J.M. Naber namens DUO aanwezig was.

De rechtbank constateert dat eiser vanaf 31 januari 2020 ingeschreven stond op een BRP-adres in [plaatsnaam 1], maar dat hij in Amsterdam studeerde en daar geen kamer kon vinden. DUO had een onderzoek ingesteld naar de feitelijke woonsituatie van eiser, waarbij een huisbezoek op 3 december 2020 plaatsvond. De bevindingen van dit huisbezoek leidden tot de conclusie dat eiser niet op het BRP-adres woonde, wat resulteerde in de herziening van zijn studiefinanciering en een terugvordering van € 2.367,09.

De rechtbank oordeelt dat het onderzoek van DUO gebrekkig was. De verklaringen van de getuigen waren onvoldoende om te concluderen dat eiser niet op het BRP-adres woonde. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van DUO en herroept de primaire besluiten, omdat deze besluiten dezelfde gebreken vertoonden. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2468 WSFBSF

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen,
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 14 mei 2021.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juni 2022 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en namens DUO mr. G.J.M. Naber.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
1. Eiser stond vanaf 31 januari 2020 bij de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) ingeschreven op het adres [adres] 17 te [plaatsnaam 1] (hierna: BRP-adres). Op dit adres staat hij met twee andere mannen ingeschreven. Het ouderlijk huis van eiser is gelegen in Nieuw-Vennep.
Eiser volgde een MBO-opleiding tot apothekersassistent aan de [naam school ] . Hij ontving een uitwonendenbeurs. DUO is een onderzoek gestart naar de feitelijke woonsituatie van eiser. De bevindingen zijn neergelegd in de rapportage ‘Huisbezoek’ van 11 december 2020. De conclusie van deze rapportage luidt dat eiser niet op het BRP-adres woont.
DUO heeft in het besluit van 17 december 2020 (primair besluit I) het recht van eiser op studiefinanciering herzien naar de norm van een thuiswonende student met ingang van februari 2020 tot en met december 2020. Bij besluit van diezelfde datum (primair besluit II) is aangegeven dat eiser vanaf januari 2021 studiefinanciering ontvangt naar de norm voor een thuiswonende studerende. In een ander besluit van 17 december 2020 (primair besluit III) is aangegeven dat eiser in de periode van februari 2020 tot en met december 2020
€ 2.367,09 te veel studiefinanciering heeft ontvangen. Dit bedrag zal worden verrekend met de maandelijks te ontvangen studiefinanciering. Indien de studiefinanciering stopt, en nog niet alles is verrekend, zal eiser een betalingsverzoek ontvangen om het resterende deel te betalen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten.
Bij het bestreden besluit van 14 mei 2021 zijn de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten van 17 december 2020 ongegrond verklaard.
Standpunt eiser
2. Eiser geeft aan dat hij in Amsterdam studeert, maar daar geen kamer heeft kunnen vinden. Hij kent veel mensen uit de regio [plaatsnaam 2] , vandaar dat hij daar een kamer heeft gezocht. Vanwege de coronacrisis hoefde eiser ook niet veel naar school.
Het onderzoek van DUO is gebrekkig geweest. Er heeft slechts één huisbezoek plaatsgevonden op de dag dat eiser niet thuis was. Er is geen buurtonderzoek gedaan. Er is bovendien slechts kort telefonisch met de hoofdbewoner gesproken (de heer [naam man 1] ). Deze persoon is het Nederlands niet goed machtig. Het verslag van het huisbezoek, zoals opgenomen in het dossier, is een onjuiste weergave van het app-gesprek dat de rapporteur had met [naam man 1] . De rapporteur heeft [naam man 1] woorden in de mond gelegd. De persoon die de deur heeft geopend, was een kennis van de hoofdbewoner. Eiser kent deze persoon niet. Aan zijn verklaringen kan geen waarde worden gehecht. Er is een computer en tafeltje in de kamer, waar boeken en administratie van eiser liggen. Dat wist de kennis van de hoofdbewoner die de deur opende niet. Er is ook niet naar gevraagd.
Uit de bankafschriften blijkt dat er in de regio [plaatsnaam 1] veel is gepind op donderdag t/m zondag. Er is ook post aan hem geadresseerd op het adres in [plaatsnaam 1] . Eiser heeft een bedrijf ( [naam bedrijf] ) en bezorgt in de regio [plaatsnaam 1] .
Eiser wijst erop dat hij € 250,- huur per maand betaalt en er niet financieel beter op is door uitwonend te zijn.
Oordeel rechtbank
3. De rechtbank stelt voorop dat de herziening van de toegekende studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende een voor de studerende belastend besluit betreft. In dat geval is het aan het bestuursorgaan om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. De bewijslast met betrekking tot de stelling dat eiser niet woonachtig is op het BRP-adres waarop hij staat ingeschreven rust dan ook op DUO en niet op eiser. Indien op grond van de door DUO gepresenteerde feiten aannemelijk is dat de betrokkene niet woont op het adres waaronder hij in de BRP staat ingeschreven, dan ligt het op de weg van de betrokkene de juistheid daarvan gemotiveerd te betwisten aan de hand van concrete en verifieerbare gegevens.
3.1
In opdracht van DUO hebben controleurs onderzoek verricht naar het feitelijke woonadres van eiser. De controleurs hebben op 3 december 2020 omstreeks 16.30 uur het BRP-adres bezocht. De heer [naam man 2] heeft de deur geopend. [naam man 2] heeft het volgende verklaard:
This is my friend’s place. I’m here now for a couple days and I will stay here for few more days. I’m for sure. He lives here alone. The only person who lives here is [naam man 1] .
I know the situation. I know this place. I come here for my friend regularly.
[naam man 2] heeft zijn verklaring ondertekend.
In de rapportage huisbezoek is vermeld dat de heer [naam man 2] hoofdbewoner [naam man 1] heeft gebeld. Via telefoon en per app zou [naam man 1] toestemming hebben gegeven de woning te betreden. In de kamer die van eiser zou zijn, zagen de controleurs een bed met daarnaast een klein stapeltje kleding. Verder lag er niets op deze kamer. [naam man 1] vertelde dat eiser alles met zich had meegenomen en dat hij was vertrokken. [naam man 1] wist niet wanneer eiser zou terugkomen.
Op basis van het voorgaande concluderen de rapporteurs dat eiser niet op het opgegeven BRP-adres woont.
3.2
De rechtbank stelt vast dat DUO met name is afgegaan op de verklaring van de heer [naam man 2] . Deze heeft verklaard dat alleen zijn vriend [naam man 1] in de woning zou wonen. De heer [naam man 2] is echter geen bewoner van het BRP-adres en stelde slechts voor een paar dagen op bezoek te zijn. Eiser heeft (ook ter zitting) uitdrukkelijk ontkend de heer [naam man 2] te kennen. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring zoals afgelegd door de heer [naam man 2] te summier voor de conclusie dat eiser zijn hoofdverblijf niet op het BRP-adres heeft en dat hij er nooit heeft gewoond.
3.3
Eiser wordt verder gevolgd in zijn betoog dat de controleur [naam man 1] woorden in de mond heeft gelegd. Uit de stukken blijkt dat door de controleur aan [naam man 1] via whats-app het volgende is voorgehouden
‘Er ligt niets van hem. U zegt mij hij al zijn spullen heeft meegenomen. Ik weet niet wanneer hij weer terugkomt’, waarop [naam man 1] antwoordt met ‘ja’. Deze enkele reactie valt bovendien naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer te kwalificeren als een bevestiging dat eiser niet woonachtig was op het adres [adres] 17 te [plaatsnaam 1] . Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek gebrekkig geweest. De controleurs hebben verzuimd aan [naam man 1] open vragen te stellen (bijvoorbeeld wie is er woonachtig op het adres [adres] 17 in [plaatsnaam 1] ) en er zijn vervolgens ook geen op de persoon van eiser toegespitste vragen gesteld zoals of eiser huur betaalde en zo ja hoeveel, wanneer en waarom eiser was vertrokken en of elders in de woning (bijvoorbeeld in de badkamer) spullen van eiser aanwezig waren. Aan de app-conversatie met [naam man 1] kan niet die waarde worden gehecht die DUO daaraan gehecht wenst te zien.
3.4
Voor zover DUO in het bestreden besluit heeft gesteld dat er tijdens het huisbezoek geen spullen zijn aangetroffen die direct naar eiser zijn te herleiden overweegt de rechtbank dat er volgens de bevindingen zoals neergelegd in de rapportage huisbezoek wel kleding in de getoonde kamer is aangetroffen. Eiser heeft ter zitting nader toegelicht dat zijn vuile was in een tas in zijn kamer aanwezig was en dat hij de was bij ofwel de ouders van [naam man 1] ofwel zijn eigen ouders deed. Verder heeft eiser toegelicht dat de administratie in de woonkamer werd bewaard, hij gebruik maakte van de laptop die in de woonkamer stond, er studieboeken onder het bed op zijn kamer lagen en hij in de keuken van een eigen lade en een apart deel van de koelkast gebruik maakte. Bovendien stonden in de badkamer verzorgingsspullen van hem. De controleurs hebben, behoudens de getoonde kamer, niet in de woning gekeken, zodat niet valt uit te sluiten dat er inderdaad spullen van eiser in de woonkamer, keuken en badkamer aanwezig waren.
3.5
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de onderzoeksresultaten van de controleurs – zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien – onvoldoende grondslag voor de conclusie dat eiser niet woonachtig was op het BRP-adres waarop hij stond ingeschreven. DUO heeft ten onrechte eisers recht op studiefinanciering met ingang van februari 2020 herzien naar de norm thuiswonende student en een bedrag van € 2.367,09 van hem teruggevorderd. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet voorts aanleiding om primaire besluiten I, II en III te herroepen omdat aan deze besluiten hetzelfde gebrek kleeft als aan het bestreden besluit en gezien het tijdsverloop niet te verwachten valt dat dit gebrek nog kan worden hersteld.
Griffierecht en proceskosten
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat DUO aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt DUO in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept primaire besluiten I, II en III en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt DUO op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt DUO in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 4 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.