Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
tussenuitspraak van 3 augustus 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.
Inleiding
1 mei 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Beoordeling door de rechtbank
29 april 2020 en heeft het dossier bestudeerd, waaronder informatie van psychiater [naam psychiater] (29 oktober 2019) en ziekenhuispsychiater [naam ziekenhuispsychiater] (23 maart 2020). De verzekeringsarts b&b heeft op 29 april 2020 gerapporteerd dat hij de visie van de arts deelt dat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Uit het rapport van de primaire arts van 23 oktober 2019 en de eerdere rapporten van 12 april 2012 en 29 augustus 2013 blijkt dat de traumatische gebeurtenissen wél werden meegenomen in de beoordeling door de (verzekerings)artsen. De door psychiater [naam psychiater] naar voren geschoven diagnoses werpen geen nieuw licht op de belastbaarheid per 17 oktober 2011 (18e verjaardag). Daarnaast zijn de antwoorden van ziekenhuispsychiater [naam ziekenhuispsychiater] niet van die orde dat ze de stelling van eiseres onderschrijven. Er zijn geen nieuwe feiten en omstandigheden die een ander licht werpen op de belastbaarheid van eiseres op haar 18e verjaardag.
Herhaalde aanvraag om een Wajong-uitkering na eerdere afwijzing
2 september 2013 geen beroep heeft ingesteld. Deze besluiten staan daarom in rechte vast.
14 december 2017 al gesproken wordt van toegenomen klachten, maar dat ook is geconcludeerd dat sprake is van een andere ziekteoorzaak en deze klachten niet tot toegenomen of bijkomende beperkingen leiden. Deze beoordeling in 2017 neemt echter niet weg dat de stellingen van eiseres betreffende toegenomen beperkingen in het licht van de door haar overlegde informatie, in het kader van de huidige procedure niet is beoordeeld. Het bestreden besluit vermeldt daarover niets. Ook uit de rapportages van de (verzekerings)artsen blijkt enkel van een inhoudelijke beoordeling op grond van artikel 4:6 van de Awb ten aanzien van het terugkomen voor het verleden en de toekomst, maar niet van een (terugkomen op een) Amber-beoordeling. Dit betekent dat er een gebrek aan de bestreden besluitvorming kleeft, wat hersteld dient te worden door het alsnog laten plaatsvinden van een zorgvuldige, voldoende gemotiveerde Amber-beoordeling ten aanzien van de Wajong-aanvraag van eiseres.