ECLI:NL:RBZWB:2022:4527

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5058
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing ontheffing inburgeringsplicht

In deze zaak heeft eiser, afkomstig uit Irak en sinds 2006 in Nederland, beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 oktober 2021. Dit besluit betrof de afwijzing van zijn verzoek om ontheffing van de inburgeringsplicht. Eiser was in 2016 inburgeringsplichtig verklaard en had tot 4 september 2019 de tijd om in te burgeren. Na het niet behalen van het inburgeringsexamen en het opleggen van een boete, kreeg hij een verlenging tot 4 augustus 2022. Eiser heeft verschillende cursussen gevolgd, maar deze niet met voldoende resultaat afgesloten. In april 2021 verzocht hij om ontheffing op basis van zijn inspanningen, maar de minister weigerde dit, omdat er twijfels waren over zijn leervermogen. Tijdens een leerbaarheidstoets op 12 juli 2021 voldeed hij niet aan de eisen, wat leidde tot de afwijzing van zijn verzoek.

Tijdens de zitting op 28 juli 2022, waar eiser aanwezig was en de minister niet, werd duidelijk dat eiser inmiddels een ontheffing van de inburgeringsplicht had verkregen. Dit was het gevolg van een nieuwe leerbaarheidstoets op 5 juli 2022, waaruit bleek dat hij niet op tijd het inburgeringsexamen kon halen, maar dat hij voldoende inspanningen had geleverd. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat hij zijn doel al had bereikt met de ontheffing. De rechtbank deed op 28 juli 2022 uitspraak, waarbij de rechter mr. C.A.F. van Ginneken de beslissing nam in aanwezigheid van griffier mr. H.D. Sebel. De uitspraak werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5058 WIB
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 28 juli 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de minister), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 oktober 2021 (bestreden besluit) van de minister over het niet verlenen aan hem van een ontheffing van de inburgeringsplicht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 28 juli 2022. Eiser is verschenen. De minister is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

Eiser is afkomstig uit Irak, sinds 2006 in Nederland en werkzaam in een pizzeria.
Eiser is op 10 augustus 2016 door de minister inburgeringsplichtig verklaard. Eiser diende uiterlijk 4 september 2019 te zijn ingeburgerd. Omdat hij toen niet was ingeburgerd is hem een boete van € 1.250,- opgelegd en ook een extra termijn van 2 jaar, tot en met
4 oktober 2021, gegeven om in te burgeren. Deze termijn is uiteindelijk verlengd tot en met 4 augustus 2022.
Eiser heeft van 9 juni 2008 tot 22 november 2010 810 uur aan alfabetiseringscursus gevolgd en verschillende examens afgelegd, maar die niet afgesloten met een voldoende.
Op 21 april 2021 heeft eiser aan de minister verzocht om ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen.
De minister heeft dit verzoek afgewezen. Volgens de minister kan niet worden bepaald of eiser het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te halen. Eiser heeft op 12 juli 2021 een leerbaarheidstoets afgelegd. Hij heeft echter tijdens die toets niet voldoende antwoorden gegeven om te kunnen bepalen of hij het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te halen. Eiser voldoet daarom volgens de minister niet aan de voorwaarden voor ontheffing van de inburgeringsplicht.
Eiser kan zich hiermee niet verenigen. Hij stelt dat hij op grond van zijn capaciteiten recht heeft op ontheffing van zijn inburgeringsplicht en dat hij dat op 12 juli 2021 afdoende heeft laten zien. Eiser werd door de toetser gevraagd iets te lezen, maar toen hij aangaf dat hij dat niet kon werd de toetser boos en kon hij vertrekken.
Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij later een andere toetser kreeg die geduldiger was. Inmiddels heeft hij een ontheffing van de inburgeringsplicht. Eiser heeft, ter onderbouwing, een besluit van 15 juli 2022 van de minister overgelegd.
De rechtbank leidt uit dat besluit af dat eiser op 5 juli 2022 (nogmaals) een leerbaarheidstoets heeft afgelegd en dat uit die toets is gebleken dat eiser niet op tijd het inburgeringsexamen kan halen. Omdat eiser genoeg heeft gedaan om in te burgeren, heeft de minister hem ontheffing van het inburgeringsexamen verleend.
Eiser wil met deze beroepszaak ook ontheffing van de inburgeringsplicht bereiken. Omdat hij dat echter al heeft bereikt – hij heeft inmiddels een ontheffing en hoeft niet verder in te burgeren – heeft het geen zin het beroep inhoudelijk te beoordelen. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dat betekent dat dat niet inhoudelijk zal worden beoordeeld.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 28 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in staat de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.