Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de in rekening gebrachte vervolgingskosten door de ontvanger van de Belastingdienst. De zaak betreft een bezwaar van belanghebbende tegen de uitspraak van de ontvanger van 30 juni 2020, die de vervolgingskosten in rekening had gebracht vanwege het onbetaald blijven van een aanslag erfbelasting. De zitting vond plaats op 11 januari 2022, waar de gemachtigde van belanghebbende, L.C.M. Bax-Koenders, en verschillende inspecteurs van de Belastingdienst aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontvanger niet alle benodigde stukken had overgelegd, waardoor niet kon worden vastgesteld of de vervolgingskosten terecht waren opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ontvanger in gebreke is gebleven en heeft de in rekening gebrachte vervolgingskosten vernietigd. Tevens is de ontvanger veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 569,25. De rechtbank heeft geen vergoeding toegekend voor kosten in de bezwaarfase, omdat hier niet om was verzocht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.