Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de ontvanger van de Belastingdienst, kantoor Enschede, over de in rekening gebrachte vervolgingskosten vanwege een onbetaalde aanslag erfbelasting. De zaak, geregistreerd onder het zaaknummer AWB - 20 _ 8983, betreft een beroep tegen de uitspraak van de ontvanger van 30 juni 2020, die het bezwaar van de belanghebbende tegen de vervolgingskosten had afgewezen. Tijdens de zitting op 11 januari 2022 in Breda, verschenen de gemachtigde van de belanghebbende, L.C.M. Bax-Koenders, en verschillende inspecteurs van de ontvanger. De rechtbank oordeelde dat de ontvanger niet alle benodigde stukken had overgelegd, waardoor niet kon worden vastgesteld of de vervolgingskosten terecht waren opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de in rekening gebrachte vervolgingskosten. Tevens werd de ontvanger veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 569,25, en moest het griffierecht van € 48 worden vergoed. De rechtbank concludeerde dat het procesrisico voor de ontvanger lag, aangezien deze niet aan de informatieplicht had voldaan. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.