In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de ontvanger van de Belastingdienst, kantoor Enschede, over de in rekening gebrachte vervolgingskosten vanwege een onbetaald gebleven aanslag erfbelasting. De belanghebbende, die als erfgenaam was benoemd in het testament van de overleden mevrouw [A], had bezwaar gemaakt tegen de vervolgingskosten die door de ontvanger waren opgelegd na het niet tijdig betalen van de erfbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontvanger niet alle benodigde stukken had overgelegd, waardoor niet kon worden vastgesteld wie als belastingplichtige was aangemerkt en of de vervolgingskosten terecht waren opgelegd. De rechtbank heeft de ontvanger in de proceskosten van de belanghebbende veroordeeld en de in rekening gebrachte vervolgingskosten vernietigd. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. W.C.C. Koreman-de Bok, en is openbaar gemaakt. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.