ECLI:NL:RBZWB:2022:4688

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
12 augustus 2022
Zaaknummer
C/02/398698 FA RK 22-2684
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot voortzetting van crisismaatregel en inbewaringstelling voor cliënt met psychogeriatrische aandoening

Op 24 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een inbewaringstelling en crisismaatregel voor een cliënt met een psychogeriatrische aandoening. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) naar aanleiding van de zorgbehoefte van de cliënt, die lijdt aan een gevorderd dementieel beeld, type Alzheimer, en daarbij oriëntatie- en geheugenproblemen vertoont. De cliënt is bedlegerig en niet goed aanspreekbaar, wat zijn zorgbehoefte vergroot. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juni 2022 zijn de advocaat van de cliënt en zijn kinderen gehoord, evenals een arts van de GGZ.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. De cliënt heeft 24-uurs zorg en toezicht nodig, omdat hij niet meer in staat is voor zichzelf te zorgen en vertoont verbale en fysieke agressie. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 5 augustus 2022. De rechtbank heeft tevens de mogelijkheid voor de GGZ om de opname en behandeling van de cliënt te continueren op basis van de crisismaatregel, en dat de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling kan worden verleend naast de crisismaatregel, wat in dit specifieke geval passend wordt geacht.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de rechter, met de griffier aanwezig. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/398698 / FA RK 22/2684
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 24 juni 2022van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1930 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie van de [accomodatie] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. Z. Yeral te Roosendaal.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[belanghebbende1] en [belanghebbende2] , de kinderen van betrokkene.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 21 juni 2022.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom van 20 juni 2022;
- de aanvraag van 21 juni 2022;
de medische verklaring van 20 juni 2022;
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg dan wel een verklaring als bedoeld in artikel 1 lid 1c Wzd van 11 juni 2020;
Daarnaast blijkt het procesverloop uit de volgende stukken:
- het verzoek voortzetting crisismaatregel van 22 juni 2022, met de daarbij behorende bijlagen.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 juni 2022, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de advocaat van betrokkene;
- mw. [belanghebbende1] en dhr. [belanghebbende2] , de kinderen van betrokkene;
- dhr. [arts GGZ] , arts GGZ WNB.
1.4
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat was zich te doen horen. Betrokkene is bedlegerig en is volgens de arts en de advocaat niet goed aanspreekbaar.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van cliënt te verlenen.

3.Standpunten

3.1
Ter onderbouwing van het verzoek is aangegeven dat bij betrokkene sprake is van een gevorderd dementieel beeld, type Alzheimer. Bij betrokkene is sprake van oriëntatie- en geheugenproblemen. Daarnaast is er sprake van gedragsstoornissen; betrokkene heeft last van paniekaanvallen en kan daardoor geagiteerd en agressief zijn. Betrokkene heeft zijn vrouw geduwd, waardoor zij ten val is gekomen en haar heup heeft gebroken. De vrouw kan daardoor niet meer voor betrokkene zorgen. Betrokkene is vervolgens middels een inbewaringstelling op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd) opgenomen in een verpleegtehuis. Door toenemende agressie richting medepatiënten en het personeel. Door de paniekstoornis een zorgbehoefte in het kader van de Wvggz ontstaan. Betrokkene is daarom vervolgens overgeplaatst naar de huidige accommodatie middels een crisismaatregel. De inbewaringstelling is vanaf dat moment geschorst. In de actuele zorgbehoefte is de problematiek op grond van de Wvggz voorliggend. Als het toestandsbeeld gestabiliseerd is, is de psychogeriatrische aandoening weer voorliggend.
3.2
Ter aanvulling op het verzoek heeft de arts van de GGZ WNB aangegeven dat er sprake is van forse neurocognitieve en medische klachten. Betrokkene moet worden ingesteld op medicatie. Dit kan in de huidige accommodatie beter gemonitord worden. Als betrokkene stabiel is, kan hij worden overgeplaatst naar een verpleegtehuis, althans zodra er plek is. Betrokkene kan voorlopig in de huidige accommodatie blijven. Dit is beter voor betrokkene dan hem tijdelijk weer elders plaatsen.
3.3
De kinderen van betrokkene hebben aangegeven achter het plan van de GGZ WNB te staan.
3.4
De advocaat geeft aan dat hij betrokkene twee dagen geleden heeft gesproken en dat hij toen niet goed aanspreekbaar was. Betrokkene heeft hem aangegeven naar huis te willen, maar het is duidelijk dat dit in de huidige situatie niet mogelijk is. De advocaat refereert zich daarom aan het oordeel van de rechtbank, ook als er een combinatie van machtigingen komt.

4.Beoordeling

4.1
Op 20 juni 2022 heeft de burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom ten behoeve van de cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
4.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening en een daarmee gepaard gaande psychische stoornis, te weten ziekte van Alzheimer en overige DSM-5 stoornissen (te weten angst- en paniekstoornis, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
4.3
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is gelegen in de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is en ernstige verwaarlozing. Cliënt heeft 24-uurs zorg en toezicht nodig, omdat hij niet meer in staat is voor zichzelf te zorgen. Betrokkene vertoont verbale en fysieke agressie richting anderen.
4.3
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Gezien het toestandsbeeld van betrokkene, het feit dat hij 24-uurs toezicht en zorg nodig heeft en zijn vrouw niet de zorg (meer) op zich kan nemen, is de opname van betrokkene noodzakelijk.
4.4
De cliënt verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie. Door het dementieel beeld zijn er geen afspraken met betrokkene te maken. Betrokkene heeft tegenover zijn advocaat aangegeven naar huis te willen.
4.5
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.
4.6
De rechtbank is echter van oordeel dat op dit moment de zorgverlening in de GGZ op grond van de machtiging tot crisismaatregel het meest aansluit bij de zorgbehoefte van betrokkene. De rechtbank overweegt daarbij dat het gezien het toestandsbeeld van betrokkene van belang is om de opname op de huidige plek te continueren. De rechtbank heeft tevens het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel (onder kenmerk C/02/398729 / FA RK 22/2707) voorliggen. De inbewaringstelling is geschorst, zolang de crisismachtiging geldt. Ondanks dat in de wet niet is geregeld om een machtiging tot voortzetting inbewaringstelling (Wzd) naast een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel (Wvggz) te laten gelden, acht de rechtbank het in onderhavig specifiek geval passend om in voormelde procedure toch tevens een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling te verlenen. De rechtbank past hier analoog artikel 1:1 lid 3 Wvggz en artikel 1 lid 6 Wzd toe. Daarin is bepaald dat de machtiging op grond van de Wzd wordt geschorst, zolang betrokkene is opgenomen in een accommodatie op grond van de Wvggz, alsmede dat de machtiging op grond van de Wvggz vervalt zodra betrokkene is opgenomen op grond van de Wzd. Dit geeft de GGZ de mogelijkheid om in de komende drie weken de opname en behandeling van betrokkene te continueren op grond van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel en zodra, er een passende plek is voor betrokkene voor de psychogeriatrische problematiek, betrokkene direct over te plaatsen en aldaar te laten verblijven op grond van de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. Dit geeft betrokkenen tevens de mogelijkheid om, indien nodig, een verzoek tot een rechterlijke machtiging voor te bereiden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1930 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging zes weken geldt, dus in beginsel tot en met 5 augustus 2022.
Deze beschikking is mondeling gegeven door en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2022 mr. De Beer, rechter in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas als griffier, en op 8 juli 2022 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.