ECLI:NL:RBZWB:2022:4720

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
12 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4779
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersbesluit inrijverbod vrachtverkeer in Baarle-Nassau

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau. De zaak betreft een beroep tegen een voorlopig verkeersbesluit dat op 28 april 2021 door het college is genomen, waarin een inrijverbod voor vrachtverkeer is ingesteld in de kern van Baarle-Nassau, met uitzondering van vrachtverkeer met een aantoonbare bestemming. Eiser heeft een zienswijze ingediend tegen dit besluit, waarop het college op 21 september 2021 heeft gereageerd met een bestreden besluit, waarin de zienswijze deels gegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft in deze uitspraak eerst de ontvankelijkheid van eiser in zijn beroep beoordeeld. Het college stelde dat eiser geen belanghebbende is, omdat hij niet woonachtig is in Baarle-Nassau. De rechtbank heeft vastgesteld dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende degene is wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De rechtbank heeft ook verwezen naar jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat alleen personen met een bijzonder, individueel belang bij een verkeersbesluit als belanghebbende kunnen worden aangemerkt.

De rechtbank concludeert dat eiser geen belanghebbende is, omdat zijn belang niet voldoende onderscheidend is van dat van andere weggebruikers. Eiser heeft geen bijzonder, individueel belang bij het verkeersbesluit, en zijn zorgen over de handhaafbaarheid van het inrijverbod maken hem niet tot belanghebbende. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verklaart de zienswijze van eiser niet-ontvankelijk. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien hij niet door een gemachtigde is bijgestaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4779 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaats 1] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau,verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2021 heeft het college een voorlopig verkeersbesluit genomen, inhoudende een inrijverbod voor vrachtverkeer, met uitzondering van vrachtverkeer met een aantoonbare bestemming, in de kern van Baarle-Nassau door het plaatsen van de verkeersborden C07zb, C07ze en OB108. Eiser heeft tegen dit besluit een zienswijze ingediend.
In het besluit van 21 september 2021 (bestreden besluit) heeft het college de zienswijze van eiser gegrond verklaard ten aanzien van het bevestigen van een onderbord met de tekst ‘uitgezonderd vrachtverkeer richting Castelre en Ulicoten ’. Voor het overige heeft het college de zienswijze ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van 19 mei 2022.
Hierbij waren aanwezig eiser en [vertegenwoordiger vwr] namens het college.

Overwegingen

Feiten
1.1.
Bij besluit van 28 april 2021 heeft het college een voorlopig verkeersbesluit genomen, inhoudende een inrijverbod voor vrachtverkeer, met uitzondering van vrachtverkeer met een aantoonbare bestemming, in de kern van Baarle-Nassau door het plaatsen van de verkeersbroden C07zb, C07ze en OB108.
1.2.
Eiser heeft tegen het primaire besluit een zienswijze ingediend.
1.3.
Bij het bestreden besluit heeft het college de zienswijze van eiser deels gegrond verklaard ten aanzien van het bevestigen van een onderbord met de tekst ‘uitgezonderd vrachtverkeer richting Castelre en Ulicoten ’. Voor het overige heeft het college de zienswijze ongegrond verklaard.
1.4.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Is eiser belanghebbende bij het verkeersbesluit?
2.1.
Voordat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil kan toekomen, zal zij eerst de vraag moeten beantwoorden of eiser ontvankelijk is in zijn beroep. Verweerder stelt dat eiser niet als belanghebbende kan worden gezien, nu hij niet woonachtig is in Baarle-Nassau .
2.2.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Op grond van artikel 20 van de Wegenverkeerswet 1994 kan een belanghebbende tegen een verkeersbesluit tot plaatsing of verwijdering van de verkeerstekens en onderborden of tot het treffen van maatregelen op of aan de weg ter regeling van het verkeer beroep instellen bij de rechtbank.
2.3.
Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dat met het stellen van het vereiste van het zijn van belanghebbende een zekere begrenzing is beoogd ten aanzien van de mogelijkheid tegen een besluit bezwaar te maken en beroep in te stellen. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest om tegen een verkeersbesluit beroep open te stellen voor eenieder. Zoals de ABRvS eerder heeft overwogen is iemand slechts belanghebbende bij een verkeersbesluit indien hij of zij een bijzonder, individueel belang heeft bij dat besluit, welk belang zich in voldoende mate onderscheidt van dat van andere weggebruikers. [1]
2.4.
De rechtbank stelt vast dat het gaat om een verkeersbesluit dat voornamelijk betrekking heeft op het centrum van Baarle-Nassau . Door het inrijverbod zal vrachtverkeer gebruik moeten maken van de randweg en niet door het centrum van Baarle-Nassau mogen rijden. Eiser woont in [plaats 1] .
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat eiser geen belanghebbende is bij het verkeersbesluit. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij het eens is met het inrijverbod, maar dat hij zich zorgen maakt over de handhaafbaarheid van dat verbod. Eiser stelt dat als het verbod niet gehandhaafd zal worden, vrachtwagens alsnog door de kern van Baarle-Nassau zullen rijden en er overlast kan ontstaan. Dat eiser zich zorgen maakt over de handhaafbaarheid maakt naar oordeel van de rechtbank niet dat eiser belanghebbende is bij het verkeersbesluit. Eiser is zelf niet woonachtig in de kern van Baarle-Nassau. Voor zover eiser gevolgen ondervindt van het verkeersbesluit omdat hij (regelmatig) gebruik maakt van de betrokken weg of wegen, geldt dat ook voor andere weggebruikers die buiten de kern van Baarle-Nassau wonen. Eisers belang onderscheidt zich dan ook niet voldoende van dat van andere weggebruikers. Dat de moeder van eiser woonachtig is in het centrum, maakt dat niet anders. Dat eiser zijn moeder regelmatig bezoekt, betekent niet dat hij een voldoende bijzonder, individueel en onderscheidend belang heeft bij het verkeersbesluit. Het is niet zo dat eiser zijn moeder niet meer kan bezoeken.
Dit leidt naar oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat het belang van eiser niet rechtstreeks bij het verkeersbesluit is betrokken, zodat hij om die reden niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Eiser heeft geen bijzonder, individueel belang bij het verkeersbesluit, welk belang zich in voldoende mate onderscheidt van dat van andere weggebruikers.

Conclusie

3.1.
Het voorgaande betekent dat het college eiser ten onrechte heeft ontvangen in zijn zienswijze tegen het voorlopig verkeersbesluit. Her door eiser ingestelde beroep dient om die reden gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door de zienswijze alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
3.2.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
3.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu eiser niet is bijgestaan door een gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart de zienswijze van eiser tegen het voorlopig verkeersbesluit van 28 april 2021 niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaatst treedt van het vernietigde besluit;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,00 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 11 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 1 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1541 en ABRvS 29 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:3004.