In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 augustus 2022, betreft het een geschil tussen een eiser en het UWV over de herziening en terugvordering van een WW-uitkering. Eiser ontving een WW-uitkering over de periode van 14 september 2020 tot en met 28 februari 2021, maar het UWV heeft vastgesteld dat er een bedrag van € 5.200,58 te veel is uitbetaald. Dit leidde tot een terugvorderingsbesluit waarbij eiser € 3.279,78 moest terugbetalen. Eiser was het niet eens met de besluiten van het UWV en heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV per abuis de uitkering volledig heeft doorbetaald zonder de aangekondigde korting van 29% toe te passen, omdat eiser als zelfstandige werkte. De rechtbank oordeelt echter dat eiser redelijkerwijs had kunnen weten dat hij te veel uitkering ontving, gezien de informatie die hij had ontvangen over de hoogte van de uitkering en de korting. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht is overgegaan tot herziening van de WW-uitkering en dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de besluiten van het UWV in stand blijven. Eiser krijgt geen gelijk en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.