ECLI:NL:RBZWB:2022:4730

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 21_713
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor huur en woninginrichting op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de eerste huur, woninginrichting en overnamekosten van haar nieuwe woning, welke aanvraag door het college was afgewezen. Het college had in een eerder besluit, gedateerd op 1 oktober 2020, de aanvraag afgewezen, omdat er geen sprake zou zijn van een noodzakelijke verhuizing. In een daaropvolgend besluit van 7 januari 2021 werd het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening werd toegekend voor enkele kosten van woninginrichting, maar de aanvraag voor de huur en andere kosten bleef afgewezen.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, maar beide partijen zijn niet verschenen op de zitting van 1 juli 2022. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en zich vervolgens gebogen over de vraag of de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht was. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor de noodzaak van de verhuizing en dat de kosten voor de eerste huur en behang niet noodzakelijk waren. De rechtbank concludeerde dat het college op goede gronden had geoordeeld dat de aanvraag voor bijzondere bijstand niet kon worden gehonoreerd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/713 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaats] , eiseres

gemachtigde: mr. I.P.M.J. Nelemans,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 1 oktober 2020 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor de eerste huur, woninginrichting en overnamekosten van haar nieuwe woning op grond van de Participatiewet afgewezen.
In het besluit van 7 januari 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard, in die zin dat bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening is toegekend voor de kosten van een garderobekast, salontafel, eetkamertafel, vier eetkamerstoelen en een kookplaat, ten bedrage van totaal € 720,01. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn uitgenodigd om het beroep te bespreken op de zitting van de rechtbank op 1 juli 2022. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres woonde met haar vriend aan de [naam adres 1] te [plaats] . In mei 2019 is zij vanwege huiselijk geweld verhuisd naar de [naam adres 2] te [plaats] . Sinds oktober 2019 ontvangt eiseres een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande.
Op 24 september 2020 heeft eiseres een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor een maand huur, een bed, kast, behang, twee tapijten, salontafel, eetkamertafel, een fornuis en oven en “
vierv”(naar de rechtbank begrijpt: vier eetkamerstoelen) vanwege verhuizing naar haar huidige woning.
Bij het primair besluit heeft het college de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat geen sprake is van een noodzakelijke verhuizing.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Aan eiseres is bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening toegekend voor de kosten van een garderobekast, salontafel, eetkamertafel, vier eetkamerstoelen en een kookplaat. De aanvraag blijft afgewezen voor zover deze ziet op een maand huur, een bed, behang, twee tapijten en een oven.
2.
Geschil
Eiseres betwist de toegekende bijzondere bijstand en de hoogte daarvan niet. Daarnaast heeft zij geen gronden aangevoerd tegen het niet vergoeden van de kosten van een bed, een oven en tapijten. Deze onderdelen blijven daarom buiten de beoordeling en worden hierna niet besproken.
In geschil is of het college op goede gronden de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor de eerste maand huur en behang voor haar nieuwe woning heeft afgewezen.
3.
Standpunt eiseres
Eiseres voert aan dat de verhuizing naar de [naam adres 2] noodzakelijk was. Zij heeft toen geen bijzondere bijstand aangevraagd, omdat zij die woning nooit heeft gestoffeerd of ingericht. Zij was namelijk in afwachting van doorstroom naar een definitieve woning.
De verhuizing naar haar huidige woning is volgens eiseres ook noodzakelijk, omdat zij zich in haar eerdere, tijdelijke woning niet veilig voelde. Zij werd bedreigd door een buurman en heeft hier ook aangifte van gedaan. Deze omstandigheden maken volgens eiseres dat haar (eerste) aanvraag om bijzondere bijstand gehonoreerd moet worden. Dat zij niet bij de eerdere verhuizing een aanvraag heeft ingediend, mag haar niet worden aangerekend.
4.
Wettelijk kader
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
5.
Beoordeling rechtbank
5.1
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Pas dan, dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt het college een zekere beoordelingsvrijheid heeft.
5.2
Kosten van eerste huur voor een woning en behang behoren tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau dienen te worden voldaan. Als voor deze kosten een objectieve noodzaak bestaat, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verleend, tenzij daarvoor had kunnen worden gereserveerd dan wel via gespreide betaling in deze kosten had kunnen worden voorzien.
5.3
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres kosten heeft gemaakt voor de eerste huur van haar nieuwe huurwoning en mogelijk ook voor behang, want zij woont immers inmiddels op dit adres. Wat partijen verdeeld houdt is of deze kosten noodzakelijk zijn.
5.4
Met het college is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen objectieve en verifieerbare gegevens heeft overgelegd die de noodzaak van de verhuizing aannemelijk maken. De enkele stelling van eiseres dat de vorige woning slechts van tijdelijke aard was, heeft zij niet met stukken onderbouwd en is daarom onvoldoende. Het college heeft ook onbetwist gesteld dat uit navraag bij Tiwos is gebleken dat eiseres in de woning aan de [naam adres 2] kon blijven wonen en niet hoefde te verhuizen. De gestelde bedreigingen door de buurman, waardoor zij zich onveilig voelde, zijn ook niet met controleerbare bewijsstukken onderbouwd of aannemelijk gemaakt, waardoor niet aannemelijk is gemaakt dat de woonsituatie zodanig onhoudbaar was dat de verhuizing noodzakelijk was. De overgelegde e-mail van de politie is daartoe onvoldoende, omdat deze slechts vermeld dát eiseres aangifte heeft gedaan, maar niet waarover aangifte is gedaan. Daarom moet worden vastgesteld dat de verhuizing naar de huidige woning geen noodzakelijke verhuizing was, maar een wenselijke. Ook het standpunt van eiseres, dat zij bij de vorige, wél noodzakelijke, verhuizing geen bijzondere bijstand heeft aangevraagd, maakt niet dat zij hierop bij deze niet noodzakelijke verhuizing alsnog aanspraak kan maken.
5.5
Nu het college op goede gronden heeft geoordeeld dat de gemaakte kosten voor de eerste huur en behang niet noodzakelijk zijn geweest, hoefde het college niet te onderzoeken in hoeverre sprake was van bijzondere omstandigheden en of eiseres zelf uit aanwezige middelen de kosten zou kunnen voldoen.
6.
Conclusie
Uit het bovenstaande volgt dat het beroep ongegrond zal worden verklaard.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 12 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2685.