ECLI:NL:RBZWB:2022:4733

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1524
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering na eerstejaarsbeoordeling door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.A.C. Cools, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV, waarin haar Ziektewet-uitkering (ZW) per 12 oktober 2020 werd beëindigd na een eerstejaarsbeoordeling. Het UWV had eerder, op 11 september 2020, besloten dat eiseres geen recht meer had op een uitkering, en dit besluit werd in een later bestreden besluit op 19 februari 2021 gehandhaafd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische beoordeling zorgvuldig heeft uitgevoerd. Eiseres, die als kapster werkzaam was, had zwangerschapsgerelateerde klachten en was sinds 11 september 2018 arbeidsongeschikt. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen van het UWV voldoende rekening hadden gehouden met de klachten van eiseres en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 augustus 2020 juist waren. Eiseres had geen aanvullende medische informatie overgelegd die haar stellingen kon onderbouwen.

De rechtbank concludeerde dat eiseres in staat was om met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, en dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en de beëindiging van de ZW-uitkering per 12 oktober 2020 bevestigd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1524 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaats] , eiseres

gemachtigde: mr. I.A.C. Cools,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 11 september 2020 (primair besluit) heeft het UWV in het kader van een eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) beslist dat eiseres vanaf 12 oktober 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
In het besluit van 19 februari 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 12 mei 2022.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en mr. M. Reitsma namens het UWV.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als kapster. Voor dat werk is zij op 11 september 2018 uitgevallen vanwege zwangerschapsgerelateerde klachten.
Bij besluit van 1 april 2019 heeft het UWV eiseres een uitkering ingevolge de Wet arbeid en zorg (WAZO) toegekend voor de periode van 29 maart 2019 tot 19 juli 2019.
Bj besluit van 7 augustus 2019 heeft het UWV eiseres met ingang van 19 juli 2019 een ZW-uitkering toegekend.
Bij het primaire besluit heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 12 oktober 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 12 oktober 2020.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
SMZ verpleegkundige [naam SMZ verpleegkundige] heeft eiseres telefonisch gesproken in het vervolg waarvan verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] haar dossier heeft bestudeerd. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiseres op 24 april 2019 is bevallen en twee maanden later opnieuw zwanger bleek. Zij is vervolgens op 12 maart 2020 bevallen. Eiseres heeft veel last van haar rug, bekken en ongewild urineverlies bij drukverhogende momenten. Eiseres wordt ondersteund bij allerlei taken door beide oma’s en is nog vrij weinig actief wat het herstel niet ten goede komt. Ook heeft zij nog geen hulp gezocht via de huisarts.
Omdat vorenstaande bevindingen volgens de verzekeringsarts in een fysiek spreekuur nader moesten worden onderzocht heeft zij eiseres op haar spreekuur van 3 augustus 2020 onderzocht, waarna zij tot de conclusie kwam dat eiseres ongeschikt is voor het verrichten van haar arbeid, als bedoeld in artikel 19 van de ZW als rechtstreeks en objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek, maar dat zij nog wel mogelijkheden heeft voor het kunnen verrichten van arbeid. De verzekeringsarts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 augustus 2020.
5.2
Verzekeringsarts b&b [naam b&b verzekeringsarts] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd. Verder heeft hij deelgenomen aan de telefonische hoorzitting van 13 november 2020. De verzekeringsarts b&b stelt dat er geen reden is te twijfelen aan de conclusie van de primaire verzekeringsarts. De primaire verzekeringsarts is bij de opstelling van haar rapportage zorgvuldig te werk gegaan en eiseres voelde zich ook volledig gehoord in haar klachten. Verder is niet gebleken dat de primaire verzekeringsarts een onjuist of onvolledig beeld heeft gehad van de gezondheidstoestand van eiseres en de daaruit voor het verrichten van arbeid voortvloeiende medische beperkingen. De primaire verzekeringsarts heeft zowel beperkingen aangegeven voortkomend uit de afgenomen psychische belastbaarheid, fysieke belastbaarheid als uit de incontinentie problemen.
Eiseres heeft in de bezwaarfase geen informatie van medische aard overlegd waaruit blijkt dat haar gezondheidstoestand en de daaruit voor het verrichten van arbeid voortvloeiende beperkingen anders waren dan door de primaire verzekeringsarts aangegeven.
Er is geen sprake zijn een situatie van volledige arbeidsongeschiktheid op basis van “geen benutbare mogelijkheden”: dan moet er namelijk sprake zijn van omstandigheden zoals beschreven in het Schattingsbesluit. Eiseres voldoet daar echter niet aan. Zij is namelijk niet opgenomen in een ziekenhuis of inrichting, niet bedlegerig, niet ADL afhankelijk, en ook is er geen sprake van een volledig onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren.
Uit de door eiseres in de privé sfeer ontplooide activiteiten blijkt een zekere belastbaarheid. Terecht heeft de primaire verzekeringsarts dan ook geconcludeerd dat eiseres in principe belastbaar is met arbeid.
[naam b&b verzekeringsarts] handhaaft daarmee de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres als neergelegd in de FML van 3 augustus 2020.
5.3
Eiseres heeft onder verwijzing naar haar bezwaargronden tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat er voor haar fysieke en mentale klachten onvoldoende beperkingen zijn vastgesteld. Voorts heeft eiseres in haar aanvullende gronden van 6 mei 2021 gesteld nog nadere medische gedingstukken in te willen dienen.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder naast haar zwangerschapsgerelateerde fysieke klachten ook de psychische problemen die eiseres heeft aangevoerd. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De verzekeringsartsen hebben afdoende gemotiveerd dat eiseres belastbaar is overeenkomstig de vastgestelde FML.
Hoewel eiseres in mei 2021 nogmaals verzocht om ruimte voor het indienen van medische gedingstukken heeft zij geen verklaringen van artsen ingezonden die haar stellingen kunnen onderbouwen. De enkele stelling dat zij meer arbeidsongeschikt is dan het UWV heeft vastgesteld geeft de rechtbank onder voornoemde omstandigheden geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Niet is dan ook gebleken dat in de FML van 3 augustus 2020 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank daarom uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100), telefonisch verkoper (outbound) (Sbc-code 315173) en productiemedewerker confectie, kleermaken (Sbc-code 272042).
6.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 25 augustus 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 12 februari 2021
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
Weliswaar heeft eiseres nog gesteld vanwege haar frequente toiletbezoek de functie telefonisch verkoper niet te kunnen vervullen, maar zoals door het UWV ter zitting aangevoerd gaat het daarbij om een callcenter medewerker ‘outbound’ die zelf kan bepalen wanneer er wordt gebeld. Onder deze omstandigheden – anders dan ‘inbound’ waarmee direct wordt gereageerd op inkomende telefoonoproepen – is het voor eiseres meer mogelijk zelf de regie over het verdelen van haar werk en de momenten van toiletgebruik te voeren. Zo kan zij voor het plegen van een telefoongesprek eerst het toilet bezoeken, om daarna zonder die druk te telefoneren.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 12 oktober 2020.
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 12 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.