In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 augustus 2022, wordt de zaak behandeld van eiser, woonachtig in [plaats 1], die handhavingsverzoeken heeft ingediend tegen de horecagelegenheid [naam horecagelegenheid] in [plaats 1]. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek en de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaarschrift tegen de verleende omgevingsvergunning voor het tijdelijk gebruik van speeltoestellen. De rechtbank heeft de beroepen op 25 mei 2022 behandeld, waarbij eiser en vertegenwoordigers van het college van burgemeester en wethouders aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiser geen belanghebbende is, omdat hij geen directe gevolgen ondervindt van de activiteiten van de horecagelegenheid. De rechtbank wijst de bezwaren van eiser af en verklaart de beroepen ongegrond. Eiser had ook een verzoek om schadevergoeding ingediend, maar dit wordt eveneens afgewezen. De rechtbank benadrukt dat de horecagelegenheid niet in strijd handelt met het bestemmingsplan en dat de verleende vergunningen in rechte vaststaan. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.