Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep van een belanghebbende tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting (IB) en vergrijpboetes voor de jaren 2010 tot en met 2017. De belanghebbende, woonachtig in België, had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen en de daarbij opgelegde boetes, maar de inspecteur van de Belastingdienst had deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende in de jaren 2010 tot en met 2017 pensioenuitkeringen heeft ontvangen, waarvan de heffing aan Nederland toekomt. De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende over de fiscale behandeling van zijn pensioenuitkeringen en de opgelegde aanslagen en boetes beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de inspecteur terecht de bezwaren niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.