ECLI:NL:RBZWB:2022:4794

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
9474603_E22062022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling door energieleverancier met betrekking tot pre-contractuele verplichtingen en ongerechtvaardigde verrijking

In deze civiele zaak vordert de besloten vennootschap Innova Energie B.V. betaling van een bedrag van € 66,98 van de gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor de levering van energie, die is gesloten met de failliete energieleverancier Flexenergie B.V. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Innova niet heeft voldaan aan haar precontractuele informatieverplichtingen, waardoor de betaalverplichting van de gedaagde is vernietigd. De gedaagde heeft echter wel gebruik gemaakt van de geleverde energie, wat leidt tot een vordering op basis van ongerechtvaardigde verrijking. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de schade moet vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking, wat resulteert in een toewijsbare vordering van € 26,98. De gedaagde heeft ook een reconventionele vordering ingesteld, gebaseerd op een welkomstbonus van € 150,-, maar deze wordt afgewezen omdat het recht op de bonus is komen te vervallen door een betalingsachterstand. De kantonrechter wijst de vordering in reconventie af en veroordeelt de gedaagde in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9474603 CV EXPL 21-3373
vonnis d.d. 22 juni 2022
inzake
de besloten vennootschap Innova Energie B.V.,
gevestigd te Delft en kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie, verder te noemen: “Innova”,
gemachtigde: J.J. Sikkema, gerechtsdeurwaarder te Hilversum,
tegen
[gedaagde],
wonende te op een Adres te gemeente [woonplaats] , waarvan geheimhouding is verzocht,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie, verder te noemen: “ [gedaagde] ”,
procederende in persoon.

1.Het verloop van het geding

1.1.
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 22 september 2021 met producties;
b. de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie met één productie;
c. de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie met producties;
d. de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie met producties;
e. de conclusie van dupliek in reconventie.
2. Het geschil
In conventie
2.1.
Innova vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
I. primair: het totaalbedrag van € 119,50, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente over de hoofdsom € 74,71 vanaf 7 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. subsidiair: een bedrag van € 26,98 vermeerderd met de bij deze hoofdsom horende buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke (handels)rente over de hoofdsom € 26,98 vanaf de datum van verzuim respectievelijk vanaf 30 dagen na factuurdatum c.q. vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
III. primair en subsidiair: de proceskosten en de nakosten.
2.2.
[gedaagde] concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van Innova in haar vordering, dan wel tot afwijzing van de vordering in conventie, met veroordeling van Innova in de proceskosten.
In reconventie
2.3.
[gedaagde] vordert bij vonnis Innova te veroordelen tot betaling van € 123,02, met veroordeling van Innova in de proceskosten.
2.4.
Innova concludeert tot afwijzing van de vordering in reconventie, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten.

3.De beoordeling

In conventie en reconventie
3.1.
Tussen partijen staat het volgende vast.
  • Tussen [gedaagde] en Flexenergie B.V. (verder te noemen “Flexenergie”) is in april 2018 een overeenkomst gesloten, op basis waarvan Flexenergie tegen betaling energie leverde aan [gedaagde] .
  • In de overeenkomst staat vermeld:
“ (…)Welkomstkorting
Wij zijn blij met jou als nieuwe klant. Daarom krijg je van ons een welkomstbonus ter hoogte van € - 150,00 voor stroom en gas. De welkomstbonus wordt verrekend op je jaarnota. Heb je gekozen voor één product of wil je meer lezen over je welkomstbonus? Kijk dan bij de actievoorwaarden verderop in deze leveringsovereenkomst. (…)
Criteria voor deelnam aan de actie
(…) 10. Als tijdens de looptijd van de leveringsovereenkomst bij het vaststellen van de jaarafrekening blijkt dat er sprake is van een betalingsachterstand, dan vervalt de aanspraak op de korting volledig. (…)”.
  • Flexenergie is op 22 oktober 2018 in staat van faillissement verklaard. De curator van Flexenergie en Innova hebben op 23 oktober 2018 overeenstemming bereikt, op basis waarvan vorderingen van Flexenergie op debiteuren zijn overgedragen aan Innova.
  • Innova heeft vervolgens alle klanten van Flexenergie een aanbod voor de levering van energie gestuurd. Degenen die niet wilden ingaan op het aanbod, hadden na de zogenaamde vensterperiode een opzegtermijn van 30 dagen, waarna ze konden overstappen naar een andere leverancier.
  • Flexenergie, dan wel Innova, heeft over de periode van 2 juni 2018 tot 1 november 2018 aan [gedaagde] gas en elektriciteit geleverd.
  • [gedaagde] heeft een factuur van Flexenergie ontvangen ter hoogte van € 212,80 (inclusief btw) met factuurdatum 21 september 2018. Deze rekening heeft als titel “Termijnnota Oktober 2018”. [gedaagde] heeft ook een eindfactuur van Flexenergie ontvangen, gedateerd op 15 november 2018, ter hoogte van -/- € 138,09.
In conventie
3.2.
Innova legt aan haar vordering primair ten grondslag dat [gedaagde] een overeenkomst met Flexenergie heeft gesloten op grond waarvan Flexenergie energie heeft geleverd en [gedaagde] gehouden was die energielevering tegen de overeengekomen prijs te betalen. [gedaagde] heeft ondanks herhaaldelijke aanmaningen een bedrag in hoofdsom van € 74,71 nog niet voldaan en moet dit bedrag, vermeerderd met rente (waarbij de rente € 4,79 bedraagt vanaf de vervaldata tot 7 september 2021) en de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- aan Innova, betalen. Subsidiair, voor zover de kantonrechter oordeelt dat Innova niet heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan haar precontractuele informatieverplichting, stelt Innova dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Op basis van deze grondslag vordert zij een hoofdsom van € 26,98 vermeerderd met rente en kosten.
3.3.
[gedaagde] voert – samengevat – de volgende verweren. [gedaagde] heeft recht op een met Flexenergie overeengekomen welkomstkorting van € 150,00, die door Innova is overgenomen, waardoor Innova na verrekening niets meer te vorderen heeft van [gedaagde] . Voorts heeft [gedaagde] de mededeling van de cessie nooit ontvangen. Ter zake de door Innova overgelegde betalingsherinneringen stelt [gedaagde] dat hij geen enkele poststuk van (de gemachtigde van) Innova heeft ontvangen en dat hij op 29 december 2018 een geldige e-mailadreswijziging heeft doorgegeven, die ten onrechte niet door Flexenergie is doorgevoerd. [gedaagde] stelt dat de vordering van Innova op die grond dan ook is verjaard. Daarnaast betwist [gedaagde] dat hij ongerechtvaardigd door Innova is verrijkt: er is juist over de periode december 2018 tot en met mei 2019 minimaal € 180,- aan extra kosten voor energielevering bijgekomen. [gedaagde] betwist ten slotte de verschuldigdheid van de medegevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Ook is de redelijkheid en billijkheid ver te zoeken het starten van een procedure voor slechts een hoofdsom van € 26,98, aldus [gedaagde] .
3.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. [gedaagde] is een consument. In dat geval moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of de handelaar (in deze Flexenergie dan wel Innova) de ingevolge de wet op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd, nu sprake is van een op afstand gesloten overeenkomst buiten de verkoopruimte.
3.5.
Tussen partijen staat vast dat er energie is geleverd tot 1 november 2018. Op basis van de stellingen in de dagvaarding is echter onduidelijk gebleven wie (Innova en/of Flexenergie) in de maand oktober 2018 aan [gedaagde] heeft/hebben geleverd en op basis van welke overeenkomst(en)/besluit. In dit geval kan echter in het midden blijven om welke overeenkomst(en) het gaat. Dit maakt immers normaal gesproken uit om te bepalen naar welke overeenkomst moet worden gekeken bij het ambtshalve toetsen van de informatieverplichtingen, namelijk naar die van bij de totstandkoming van de overeenkomst met Flexenergie of naar die van bij een (eventuele) nieuwe overeenkomst met Innova. Innova heeft echter in het geheel niets aangetoond in het kader van de precontractuele informatieverplichtingen, waardoor zij hoe dan ook niet heeft voldaan aan deze verplichtingen.
3.6.
Innova heeft op dit punt bij dagvaarding gesteld dat het (vanwege het faillissement van Flexenergie) voor haar niet mogelijk is om aantoonbaar te maken dat volledig is voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen. Dit is echter een omstandigheid die voor rekening en risico van Innova dient te komen. Nu in dit geval niet kan worden uitgesloten dat aan (onder andere) de essentiële informatieverplichting van artikel 6:230v lid 3 BW (informatie omtrent de betaalverplichting) is voldaan, zal de kantonrechter in dit geval de betaalverplichting van [gedaagde] op grond van de energieovereenkomst(en) vernietigen, conform de landelijk gepubliceerde richtlijn sanctiemodel schending essentiële informatieverplichtingen.
3.7.
Dit betekent dat de vordering op de primaire grondslag niet toewijsbaar is.
3.8.
Innova heeft haar subsidiaire vordering ter hoogte van € 26,98 gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking (zie artikel 6:212 BW). Tussen partijen staat vast dat in de periode tot 1 november 2018 door Flexenergie, en/of Innova energie is geleverd aan [gedaagde] . [gedaagde] lijkt te erkennen dat (nog) niet voor de in oktober 2018 geleverde energie is betaald, aangezien hij in zijn eigen berekeningen in zijn verweer het bedrag voor wat betreft (het voorschot voor) de maand oktober ter hoogte van € 212,80 (o.a.) vermindert met de eindnota (die negatief is) en dit bedrag verrekent met een welkomstbonus. Voor zover [gedaagde] stelt dat hij (deze) betaling heeft opgeschort omdat er sprake is van “nimmer geleverde en niet te leveren producten of diensten”, treft dit geen doel, alleen al omdat tussen partijen vaststaat dat er tot 1 november 2018 energie is geleverd aan [gedaagde] .
3.9.
De kantonrechter stelt dan ook voorop dat het evident is dat [gedaagde] is verrijkt als hij niet voor de aan hem geleverde energie zou hoeven betalen. Van een rechtvaardigingsgrond is niet gebleken. Innova is in dit geval verarmd, aangezien zij, dan wel haar voorganger, de energie die aan [gedaagde] is geleverd, niet meer tegen betaling aan een ander kan leveren. [gedaagde] dient daarom de schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Die bestaat uit de vaste netbeheerkosten van de netbeheerder omtrent gas en elektra, de energiebelasting en eventuele toeslagen en of/ opslagen per eenheden en het daadwerkelijke verbruik aan energie over de periode tot 1 november 2018, tegen de kosten van gas en elektra zonder dat daarbij een winstmarge wordt berekend. Het verweer van [gedaagde] dat er geen sprake is van verrijking, omdat hij juist kosten heeft moeten maken doordat hij werd geconfronteerd met hogere tarieven door het faillissement van Flexenergie, slaagt niet, omdat dit los staat van de geleverde energie. Bovendien betekent het voorgaande dat [gedaagde] over deze afgenomen energie geen hoger, maar juist een lager tarief (zonder winstmarge) voor de energie verschuldigd is, dan hij eerst op basis van de overeenkomst met Flexenergie betaalde. Met tarieven van een derde op een ander moment kan daarbij overigens niet worden vergeleken. Het bedrag van € 26,98 op basis van ongerechtvaardigde verrijking is in beginsel dan ook toewijsbaar.
3.10.
Het beroep van [gedaagde] op verjaring slaagt niet. Het toewijsbare bedrag betreft namelijk op deze grond een schadevergoeding. Een vordering tot vergoeding van schade verjaart – anders dan bij een vordering tot nakoming op grond van een overeenkomst tot levering van elektriciteit en gas – na vijf jaar na aanvang van de dag, volgend op die waarop de benadeelde zowel met de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden (zie artikel 3:310 lid 1 BW). Nu de schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking betrekking heeft op de geleverde energie in de periode van 2 juni 2018 tot 1 november 2018 en de dagvaarding op 22 september 2021 is betekend, kan er in dit geval dus geen sprake zijn van verjaring. De overige stellingen van partijen hoeven hierdoor op dit punt niet besproken te worden.
3.11.
Voor zover [gedaagde] verder betwist dat er sprake is van een geldige cessie (overdracht van vorderingen) tussen Flexenergie en Innova, omdat [gedaagde] stelt dat hij de mededeling van cessie nooit heeft gehad, slaagt dit verweer niet. Een mededeling van cessie kan, ook als eerdere berichten hieromtrent niet zouden zijn ontvangen, nog via de dagvaarding worden gedaan. Bovendien gaat [gedaagde] er in zijn verweer verder zelf ook van uit dat er sprake is van een rechtsgeldige cessie, aangezien hij een beroep doet op verrekening van een welkomstbonus die met Flexenergie is afgesproken en volgens hem is overgegaan op Innova. De kantonrechter gaat er in dit geval dan ook vanuit dat de vordering van Flexenergie rechtsgeldig op [gedaagde] is overgedragen aan Innova.
3.12.
[gedaagde] stelt verder dat hij op grond van de overeenkomst met Flexenergie recht heeft op een welkomstbonus van € 150,-. De welkomstbonus zou volgens hem verrekend worden met de jaarafrekening, maar dit is niet gebeurd. [gedaagde] wil dit bedrag daarom alsnog verrekenen. Innova stelt dat [gedaagde] voor dit bedrag bij de curator moet zijn, omdat zij stelt dat zij enkel de vorderingen en niet ook de schulden van Flexenergie heeft overgenomen. Verrekening tussen de verschillende vermogens is volgens haar niet mogelijk. Bovendien is enig recht op deze bonus volgens Innova gelet op de actievoorwaarden komen te vervallen, omdat er gedurende de looptijd een achterstand is ontstaan bij [gedaagde] .
3.13.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de hiervoor genoemde welkomstbonus niet kan verrekenen en overweegt hiertoe als volgt. [gedaagde] heeft wel voldoende aangetoond dat er in beginsel een recht was op een welkomstbonus. Dat staat immers in de actievoorwaarden op de door Innova overgelegde overeenkomst “Flex standaard 1 jaar” van Flexenergie. Daarbij gaat het verweer van Innova niet op dat [gedaagde] de curator voor deze bonus moet aanspreken. Wanneer iemand zowel een schuld als een vordering heeft op een gefailleerde, kan deze persoon op grond van artikel 53 Faillissementswet (Fw) die schuld en vordering met elkaar verrekenen zolang beide zijn ontstaan vóór faillietverklaring of voortvloeien uit handelingen vóór faillietverklaring met de gefailleerde verricht. Dit doet zich hier voor. Juridisch gezien is artikel 53 Fw daarbij een verruiming van artikel 6:127 BW. De artikelen uit afdeling 12 van boek 6 BW blijven van toepassing voor zover daarvan niet is afgeweken. Artikel 6:130 BW bepaalt dat de schuldenaar ook bevoegd is de verrekening tegen te werpen aan de cessionaris, zolang de tegenvordering uit dezelfde rechtsverhouding als de schuld voortvloeit óf al voor de cessie opeisbaar was. Dat is hier aan de orde. De welkomstbonus en de schuld van [gedaagde] vloeien voort uit dezelfde energieovereenkomst. Dat betekent dat [gedaagde] zich in beginsel ook jegens Innova kan beroepen op verrekening van zijn schuld met de welkomstbonus. In de overeenkomst is expliciet bepaald dat de welkomstbonus verrekend wordt met de jaarafrekening.
3.14.
Echter staat onder punt 10 van de tussen partijen afgesproken actievoorwaarden dat het recht op deze welkomstbonus volledig vervalt als je gedurende de looptijd een betalingsachterstand hebt. [gedaagde] heeft – zoals al eerder overwogen onder punt 3.8 – in dit geval erkend, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken dat hij een betalingsachterstand heeft laten ontstaan gedurende de looptijd. [gedaagde] heeft immers ten onrechte het op 21 september 2018 gefactureerde voorschotbedrag over de maand oktober 2018 niet voldaan. De eindnota dateert van na deze factuur. Op het moment van het opstellen van de eindnota had [gedaagde] dus een betalingsachterstand. Dit betekent dat zijn recht op de welkomstbonus is komen te vervallen en het beroep op verrekening om die reden niet kan slagen.
3.15.
Dit betekent dat [gedaagde] de (subsidiair) gevorderde hoofdsom van € 26,98 aan Innova dient te betalen.
3.16.
De gevorderde wettelijke rente over deze hoofdsom zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, nu Innova heeft nagelaten om voldoende gemotiveerd te onderbouwen vanaf welke eerder gelegen datum [gedaagde] in verzuim is met betaling van deze hoofdsom in het licht van deze grondslag. Daarbij wordt eveneens overwogen dat de gevorderde wettelijke handelsrente wordt afgewezen omdat er geen sprake is van voldoening van een geldsom in het geval van een handelsovereenkomst (zoals bedoeld in artikel 6:119a BW).
3.17.
De kantonrechter stelt voorts vast dat Innova voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, nog daargelaten het geschil tussen partijen of (alle) incassopogingen [gedaagde] hebben bereikt. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met het minimumtarief van € 40,-, zoals dit is weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en wordt geacht redelijk te zijn. Deze vordering is daarom toewijsbaar
.
3.18.
Dit betekent dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 66,98, te vermeerderen met de wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW) over € 26,98 vanaf 22 september 2021 tot aan de dag dat [gedaagde] alles volledig heeft betaald.
3.19.
De stelling van [gedaagde] dat het niet redelijk en billijk is van Innova om een dagvaarding uit te brengen voor een hoofdsom van € 26,98, leidt tot slot niet tot een ander oordeel. Weliswaar zijn de kosten met deze procedure spijtig genoeg (velen malen) hoger geworden, maar het staat een eisende partij vrij om na een buitengerechtelijke incassotraject iemand in een procedure te betrekken. Ook als de kosten hierdoor hoger uitvallen dan de oorspronkelijke hoofdsom. Aangezien [gedaagde] in ieder geval (gelet op de door hem overgelegde producties) (minimaal) één aanmaning heeft ontvangen, namelijk die van 26 oktober 2018, is [gedaagde] in die zin vóór aanvang van de procedure gewaarschuwd dat er nog een bedrag openstond, dat uiteindelijk niet betaald is door [gedaagde] .
3.20.
[gedaagde] zal dan ook als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de kant van Innova tot dit moment vastgesteld op € 376,15, bestaande uit € 126,- griffierecht, € 74,- gemachtigdensalaris (twee punten van € 37,- per punt voor de dagvaarding en de conclusie van antwoord repliek) en € 102,15 explootkosten (inclusief informatiekosten).
3.21.
De nakosten, waarvan Innova betaling vordert, zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en [gedaagde] niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van Innova aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. De nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van € 124,-), zijnde een bedrag van € 18,50. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend.
In reconventie
3.22.
Wat hiervoor in conventie is overwogen, geldt ook hier in reconventie. Dit betekent dat de vordering in reconventie wordt afgewezen. [gedaagde] legt immers aan zijn vordering ten grondslag dat hij recht heeft op dit bedrag gelet op de hiervoor genoemde welkomstbonus van € 150,-. De kantonrechter heeft echter hiervoor onder 3.14 al geoordeeld dat enig recht op deze bonus is komen te vervallen, waardoor [gedaagde] hier geen aanspraak (meer) op kan maken.
3.23.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Gelet op de samenhang van de vordering in reconventie met het verweer van [gedaagde] in conventie, worden deze aan de kant van Innova op dit moment vastgesteld op € 37,-, bestaande uit gemachtigdensalaris (de helft van twee punten van € 37,- per punt voor de conclusie van antwoord in reconventie en de conclusie van dupliek in reconventie).
3.24.
Nu [gedaagde] al in de conventie is veroordeeld tot betaling van de nakosten, zal de vordering in reconventie op dit punt niet (nogmaals) worden toegewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt [gedaagde] om aan Innova te betalen een bedrag van € 66,98, te vermeerderen met de wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW) over € 26,98 vanaf 22 september 2021 tot aan de dag dat [gedaagde] alles volledig heeft betaald;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de kant van Innova tot op dit moment vastgesteld op € 376,15 daarin begrepen een bedrag van € 74,- als salaris voor de gemachtigde van Innova;
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Innova volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 18,50,- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na die termijn is betekend;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de kant van Innova tot op dit moment vastgesteld € 37,- als salaris voor de gemachtigde van Innova;
in conventie en in reconventie:
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022.