Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen een belanghebbende, wonende in Polen, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering van de aan de belanghebbende opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017. De inspecteur had eerder op 27 maart 2020 het bezwaar van de belanghebbende tegen de afwijzing van zijn verzoek om vermindering afgewezen, omdat het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende in 2017 een gedeelte van het jaar in Nederland heeft gewoond en gewerkt en dat hij inkomsten uit Nederland heeft ontvangen, maar ook uit Polen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag IB/PVV verminderd conform de verminderingsbeschikking van de inspecteur van 7 januari 2022. Tevens is de inspecteur opgedragen het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is aangetoond dat de belanghebbende kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.