ECLI:NL:RBZWB:2022:4842
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak inzake lening en inburgering
In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De zaak betreft de hoogte van een lening en het maandbedrag dat aan de verzoeker is medegedeeld als gevolg van niet tijdig inburgeren. De minister had eerder op 19 mei 2021 een primair besluit genomen waarin de lening werd vastgesteld. Na bezwaren van de verzoeker, heeft de minister op 25 augustus 2021 de bezwaren deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.
Op 8 augustus 2022 heeft de minister de rechtbank geïnformeerd dat hij de lening alsnog volledig zal kwijtschelden, gezien de inspanningen van de verzoeker om aan zijn inburgeringsverplichting te voldoen. De verzoeker heeft daarop zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.518,- voor de rechtsbijstand.
De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de minister verplicht is het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 98,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.