ECLI:NL:RBZWB:2022:4858
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke geschillen met betrekking tot urgentieverklaringen
Op 19 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en de urgentiecommissie van Alwel, Laurentius en WonenBreburg. Eiseres had beroep ingesteld tegen een brief van de urgentiecommissie van 4 mei 2022, waarin haar aanvraag voor een urgentieverklaring was afgewezen. De rechtbank heeft zich echter kennelijk onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. Dit besluit is genomen op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen wanneer zij zich onbevoegd acht.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de urgentiecommissie geen bestuursorgaan is in de zin van de Awb. Dit is gebaseerd op de constatering dat de urgentiecommissie geen publiekrechtelijke bevoegdheid heeft en niet met openbaar gezag is bekleed. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de urgentiecommissie geen bevoegdheid heeft om de rechtspositie van andere rechtssubjecten te bepalen, en dat de regelgeving omtrent urgentieverklaringen niet publiekrechtelijk is geregeld.
De rechtbank concludeert dat de brief van de urgentiecommissie van 4 mei 2022 geen besluit is in de zin van de Awb, en dat eiseres haar geschil kan voorleggen aan de burgerlijke rechter. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien zij zich onbevoegd heeft verklaard.