ECLI:NL:RBZWB:2022:4910

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 20_8147
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake Wob-verzoek en omgevingsvergunning

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Schouwen-Duiveland, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, dat een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk heeft toegewezen. Eiser had op 23 september 2017 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een twee-onder-een-kapwoning, welke vergunning op 3 januari 2018 door het college was geweigerd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering, waarna het college in een later stadium een Wob-verzoek van eiser ontving, waarin hij vroeg om openbaarmaking van documenten met betrekking tot het welstandadvies van de welstandscommissie.

Het college heeft in zijn bestreden besluit de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, waarbij het college de namen van ambtenaren had geanonimiseerd. Eiser was van mening dat hij recht had op de originele e-mails en de namen van de betrokken ambtenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college niet zorgvuldig heeft gehandeld door relevante documenten niet tijdig te verstrekken, waardoor het bestreden besluit niet met voldoende zorgvuldigheid was voorbereid. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar niet op vergoeding van proceskosten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het college in overeenstemming met de Wob heeft gehandeld door de gevraagde informatie te verstrekken, maar dat de zorgvuldigheid in de procedure niet is nageleefd. De uitspraak is gedaan op 22 augustus 2022 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8147 WOB

uitspraak van 22 augustus 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] (eiser), te [woonplaats] ,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland(het college), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 8 januari 2020 (primair besluit) heeft het college een verzoek van eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk toegewezen.
In een besluit van 14 juli 2020 (bestreden besluit) heeft het college eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 25 mei 2022. Eiser is verschenen. Hij werd vergezeld door zijn echtgenote [naam echtgenote] . Het college werd vertegenwoordigd door [naam gemachtigde] .
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

OverwegingenRelevante feiten en omstandigheden

1. Eiser heeft op 23 september 2017 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een twee-onder-een kap woning aan de [adres] 11 en 13 te [plaatsnaam] . Het college heeft deze vergunning op 3 januari 2018 geweigerd. Eiser heeft tegen deze weigering bezwaar gemaakt. In de bezwaarprocedure is vast komen te staan dat het besluit tot weigering van de omgevingsvergunning niet tijdig was genomen en dat van rechtswege een omgevingsvergunning was ontstaan.
Buren van het betrokken perceel hebben vervolgens een bezwaarschrift ingediend tegen de van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Op 5 juli 2018 heeft het college dit bezwaarschrift gegrond verklaard, en alsnog geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij deze rechtbank. Tijdens deze beroepsprocedure heeft de Welstands- en monumentencommissie (de welstandscommissie) op verzoek van het college op 14 januari 2019 een eerder gegeven stempeladvies aangevuld.
Eiser heeft op 9 december 2019 een Wob-verzoek ingediend, dat is gericht op de volledige correspondentie tussen het college en de welstandscommissie over het welstandadvies van 14 januari 2019.
In het primaire besluit heeft het college eisers Wob-verzoek gedeeltelijk toegewezen, in die zin dat het college aan eiser een aantal documenten heeft verstrekt die betrekking hebben op correspondentie over het welstandadvies, waarbij de persoonsgegevens van de betrokken ambtenaren van het college zijn geanonimiseerd. De namen van de leden van de welstandscommissie zijn niet geanonimiseerd. In het bestreden besluit heeft het college eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt college
2. Het college stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat hij de namen van ambtenaren mocht anonimiseren bij het openbaar maken van correspondentie met de welstandscommissie. Volgens het college heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn belang bij openbaarheid van de namen van de betrokken ambtenaren zwaarder weegt dan de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van deze personen.
Eisers standpunt
3. Eiser stelt – kort samengevat – dat hij de naam van de persoon die het welstandadvies van 14 januari 2019 heeft opgesteld wil achterhalen, en dat hij daarvoor de originele e-mails nodig heeft die hierop betrekking hebben. Volgens eiser worden in de door het college overgelegde stukken tegenstrijdige verklaringen gegeven die telkens worden aangepast. Hij voert verder aan dat uit de stukken blijkt dat sprake is van vooringenomen-heid bij het college, en dat de door hem beoogde nieuwbouw kennelijk met alle mogelijke middelen moest worden voorkomen.
Relevante regelgeving
4. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wob verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeen-komstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie. Ingevolge het tweede lid draagt het bestuursorgaan er zo veel mogelijk zorg voor dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan. Ingevolge het tweede lid vermeldt de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
Artikel 7, eerste lid, van de Wob bepaalt dat het bestuursorgaan de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten verstrekt door:
a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken,
b. kennisneming van de inhoud toe te staan,
c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of
d. inlichtingen daaruit te verschaffen.
Ingevolge artikel 7, tweede lid, van de Wob verstrekt het bestuursorgaan de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij:
a. het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden;
b. de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is.
Beoordeling door de rechtbank
5.
Verweerder heeft naar aanleiding van eisers Wob-verzoek aan eiser schriftelijk een aantal afschriften van e-mails en daarin genoemde bijlagen verstrekt.
6. De rechtbank stelt vast dat het college als bijlage bij zijn verweerschrift van 14 december 2020 een e-mailbericht van 9 januari 2019 heeft overgelegd, dat betrekking heeft op het welstandadvies van 14 januari 2019. Hoewel de betreffende e-mail is verzonden vanuit de welstandscommissie, berustte deze e-mail wel onder het college en viel deze onder de reikwijdte van eisers Wob-verzoek. Dit is door het college ter zitting ook erkend. Nu de
e-mail echter niet eerder aan eiser is verstrekt, is het bestreden besluit niet met voldoende zorgvuldigheid voorbereid. Eisers beroep is reeds hierom gegrond, en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit wel in stand te laten, en overweegt daartoe als volgt.
7.
Eiser heeft zijn standpunt ter zitting desgevraagd verduidelijkt, door te stellen dat hij zich niet verzet tegen het anonimiseren van de namen van de ambtenaren in de e-mails over het welstandadvies, maar dat hij de originele e-mails wil ontvangen. Het is eiser daarmee te doen om de door het college gekozen vorm van de verstrekte documenten. De rechtbank is met het college van oordeel dat het verstrekken van de informatie in de vorm van het digitaal doorsturen van de e-mails aan eiser, dan wel het nemen van een foto van het computerscherm waarop de e-mails staan, redelijkerwijs niet van het college gevergd kan worden, omdat op deze wijze de namen van de ambtenaren niet geanonimiseerd kunnen worden. Met het schriftelijk verstrekken van de documenten wordt dezelfde verzochte informatie verstrekt. Eiser betwijfelt dit weliswaar - stellende dat de hem verstrekte documenten e-mails zijn welke zijn doorgezonden naar een ander intern e-mailadres en daarna aan hem zijn verstrekt waardoor niet uitgesloten is dat de e-mails (na deze doorzending) zijn gemanipuleerd door het college - maar de rechtbank ziet in de dossierstukken en wat eiser heeft aangevoerd geen aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat de overgelegde e-mails zijn gemanipuleerd. Eisers stelling ter zitting dat aan de overgelegde e-mail van 9 januari 2019 een bijlage was gehecht maar dat deze niet zichtbaar is, slaagt evenmin. Uit de onderwerpregel en de inhoud van de betreffende e-mail blijkt dat de conceptversie van het welstandadvies als bijlage aan deze e-mail was gehecht, en het college heeft deze versie verstrekt aan eiser. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het college in overeenstemming met het bepaalde in de Wob heeft voldaan aan eisers Wob-verzoek. Eiser wordt ook niet gevolgd in zijn stelling dat de door hem gemaakte kosten voor een deurwaarder ten bedrage van € 600,- (hadden) moeten worden vergoed, reeds nu deze geen verband houden met de onderhavige procedure over het Wob-verzoek.
Conclusie
8. Het beroep is gegrond, omdat het college het zorgvuldigheidsbeginsel zoals opgenomen in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft geschonden bij het nemen van het bestreden besluit. De rechtbank zal dit besluit daarom vernietigen, maar zal de rechtsgevolgen ervan in stand laten met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb. Dit betekent dat het college niet meer stukken hoeft te verstrekken dan hij al heeft gedaan.
Griffierecht en proceskosten
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier op 22 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.