ECLI:NL:RBZWB:2022:4917

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
C/02/399691 FARK 22-3213 en C/10/639941 FARK 22-4164
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek tot tijdelijke voogdij voor Oekraïense minderjarige kinderen in het kader van internationale kinderbescherming

Op 8 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tijdelijke voogdij over vier Oekraïense minderjarige kinderen, die met hun pleegmoeder naar Nederland zijn gevlucht. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de tijdelijke voogdij over de kinderen, die in Oekraïne zijn geboren en daar hun gewone verblijfplaats hadden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder van de kinderen, die vermoedelijk in Oekraïne verblijft, het gezag over de kinderen heeft, maar dat haar gezag van rechtswege is geschorst vanwege haar onbekende verblijfplaats en de oorlogssituatie in Oekraïne. De rechtbank heeft besloten om Stichting Nidos te belasten met de tijdelijke voogdij, terwijl de pleegmoeder de dagelijkse zorg voor de kinderen behoudt. De rechtbank heeft daarbij de internationale aspecten van de zaak in overweging genomen, waaronder de toepasselijkheid van het Haag Kinderbeschermingsverdrag 1996 en de EG-verordening nr. 2201/2003 (Brussel II-bis). De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de rechtbank heeft de griffier verzocht om een aantekening te maken in het centraal gezagsregister.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/399691 / FA RK 22-3208
Zaaknummer: C/10/639941 / FA RK 22-4164
Datum uitspraak: 8 augustus 2022
Beschikking over de voogdij
in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Rotterdam-Dordrecht,
locatie Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[naam 1], geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats] (Oekraïne),
hierna te noemen: [voornaam 1],
[naam 2], geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats] (Oekraïne),
hierna te noemen: [voornaam 2],
[naam 3], geboren op [geboortedatum 3] 2017 te [geboorteplaats] (Oekraïne),
hierna te noemen: [voornaam 3],
[naam 4], geboren op [geboortedatum 4] 2019 te [geboorteplaats] (Oekraïne),
hierna te noemen: [voornaam 4].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam 5],
hierna te noemen: de moeder,
zonder bekende woon- en verblijfplaats,
vermoedelijk verblijvende in Oekraïne,
STICHTING NIDOS UTRECHT,
de gecertificeerde instelling,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Utrecht.
De rechtbank merkt als informant aan: [naam 6], de pleegmoeder van de kinderen.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 16 juni 2022, ingekomen bij de griffie op 17 juni 2022;
- de bereidverklaring van de GI tot aanvaarding van de (tijdelijke) voogdij over de kinderen van 15 juni 2022.
1.2
Op 8 augustus 2022 heeft de rechtbank de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- de pleegmoeder (telefonisch), bijgestaan door een tolk in de Oekraïense taal.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

2.De feiten

De kinderen zijn op 16 maart 2022 aangekomen in Nederland. Zij zijn met hun Oekraïense pleegmoeder naar Nederland gevlucht. De kinderen waren in Oekraïne aan de pleegmoeder en nog een andere pleegouder toevertrouwd. De kinderen wonen sinds 9 april 2021 bij de pleegmoeder. Op 1 maart 2022 zou in Oekraïne een zitting plaatsvinden over de beëindiging van het gezag van de moeder. Deze zitting is als gevolg van de oorlogssituatie in Oekraïne niet doorgegaan. Er is echter geen contact met de moeder die nog steeds is belast met het gezag. De vader van de kinderen is onbekend.
De kinderen hebben de Oekraïense nationaliteit.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt de (tijdelijke) voogdij over [voornaam 1], [voornaam 2], [voornaam 3] en [voornaam 4] uit spreken, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad om in de gezagsuitoefening over [voornaam 1], [voornaam 2], [voornaam 3] en [voornaam 4] te voorzien.

4.De beoordeling

Internationaal privaatrecht

4.1
Aangezien de kinderen in het buitenland zijn geboren, zij hun gewone verblijfplaats hebben gehad in het buitenland en de Oekraïense nationaliteit hebben, draagt deze zaak een internationaal karakter. Gelet op deze internationale aspecten dient de rechtbank eerst vast te stellen of zij internationaal bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van de Raad.
4.2
Op grond van artikel 20 lid 1 van de EG-verordening nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (hierna: Brussel II-bis), is de Nederlandse rechter bevoegd het verzoek van de Raad te beoordelen, nu de kinderen op het moment van de indiening van het verzoek in Nederland verbleven, het gaat om een voorlopige maatregel en een spoedeisende situatie.
Op grond van artikel 265 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is de rechtbank Rotterdam relatief bevoegd nu het verzoek minderjarigen betreft die hun woonplaats hebben in het arrondissement van die rechtbank. Alle betrokkenen zijn akkoord dat deze zaak wordt behandeld op de zittingslocatie te Breda.
4.3
Het toepasselijk recht dient te worden vastgesteld aan de hand van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, Trb. 1997, 299, oftewel het Haag Kinderbeschermingsverdrag 1996 (hierna: HKBV 1996). Op grond van artikel 15 HKBV 1996 wordt het Nederlands recht toegepast op het verzoek.
4.4
Alvorens het verzoek van de Raad inhoudelijk te kunnen behandelen, dient allereerst te worden vastgesteld wie op het moment van indiening van het verzoek met het gezag is belast. Op basis van de voorhanden zijnde stukken kan de rechtbank niet vaststellen of er een rechtelijke beslissing is genomen in Oekraïne omtrent het gezag over de kinderen. De rechtbank gaat er vooralsnog van uit dat een dergelijke uitspraak er niet is. Gezien de oorlogssituatie in Oekraïne is het ook niet mogelijk om dit vast te stellen. Nu er op dit moment geen rechterlijke beslissing betreffende het gezag is, rijst de vraag wie van rechtswege met het gezag is belast. Daarvoor moet gekeken worden naar artikel 16 HKBV 1996, waarin is bepaald:
Het van rechtswege ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid, zonder tussenkomst van een rechterlijke of administratieve autoriteit, wordt beheerst door het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
Het ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid door een overeenkomst of een eenzijdige rechtshandeling, zonder tussenkomst van een rechterlijke of administratieve autoriteit, wordt beheerst door het recht van de Staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het moment waarop de overeenkomst of de eenzijdige rechtshandeling van kracht wordt.
Het op grond van het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind bestaande ouderlijke verantwoordelijkheid blijft bestaan na verplaatsing van die gewone verblijfplaats naar een andere Staat.
Indien de gewone verblijfplaats van het kind wordt verplaatst, wordt het van rechtswege ontstaan van ouderlijke verantwoordelijkheid van een persoon die deze verantwoordelijkheid niet reeds heeft, beheerst door het recht van de Staat van de nieuwe gewone verblijfplaats.
4.5
Aangezien de kinderen in Oekraïne zijn geboren en daar in ieder geval tot 16 maart 2022 hebben gewoond, was hun gewone verblijfplaats vanaf geboorte in Oekraïne. De van rechtswege gezagsverhouding dient in eerste instantie op grond van artikel 16 lid 1 HKBV 1996 derhalve naar het recht van Oekraïne te worden beoordeeld.
4.6
Voor zover de rechtbank op basis van de voorhanden zijnde stukken kan beoordelen, heeft de moeder naar Oekraïens recht van rechtswege het gezag over de kinderen. De vader van de kinderen is onbekend. In het Oekraïense recht wordt geen onderscheid gemaakt of kinderen binnen of buiten een huwelijk worden geboren en beide ouders hebben dezelfde rechten en plichten jegens de kinderen. De ouders zijn van rechtswege de wettelijke vertegenwoordigers van het kind.
4.7
De rechtbank gaat uit van de situatie dat de kinderen niet zijn erkend in Oekraïne. Normaliter dienen bij een verzoek als het onderhavige ook de akten van geboorte van de kinderen te worden overgelegd. Gelet op de oorlogssituatie in de Oekraïne is het echter niet mogelijk om deze uittreksels op te vragen. De rechtbank gaat dan ook uit van de informatie uit de stukken van de Raad in die zin dat de vader(s) van de kinderen niet bekend is/zijn en de moeder alleen het gezag heeft over de kinderen.
De Standpunten
4.8
De Raad heeft ter toelichting op het verzoek naar voren gebracht dat er ernstige zorgen zijn over de kinderen. De kinderen zijn erg jong en hebben een belast verleden. Zij zijn recent met hun pleegmoeder gevlucht voor het oorlogsgeweld in Oekraïne. De pleegmoeder heeft verteld dat de moeder van de kinderen in Oekraïne reeds vanwege (verslavings)problematiek niet in staat was voor de kinderen te zorgen. De kinderen waren zwaar verwaarloosd toen zij uit huis werden geplaatst en zij zijn slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Sinds 9 juli 2021 zorgt de pleegmoeder voor de kinderen. De pleegmoeder en de kinderen hebben veel bombardementen meegemaakt en het is een angstige situatie geweest. Het dorp waar zij woonden is weg, alle huizen liggen plat en er is niets meer. De pleegmoeder en de kinderen zijn opgevangen in [naam stad]. Naar omstandigheden lijkt het goed te gaan met de kinderen. Zij verblijven op een veilige plek waar wordt voorzien in hun basisbehoeften. Zij lijken hun ritme te hebben gevonden en te profiteren van de rust en de regelmaat die hen hier wordt goeden. De pleegmoeder is in staat voor de kinderen te zorgen. Er dient te worden voorzien in het gezag zodat in samenspraak met de pleegmoeder beslissingen genomen kunnen worden over de kinderen.
4.9
De vertegenwoordiger van de GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat in het kader van de voogdijmaatregel de zorg wordt geboden die nodig is. Daarbij is benadrukt dat het uitgangspunt is dat de kinderen bij de pleegmoeder blijven wonen en dat zij belast blijft met de dagelijkse zorg over de kinderen. De rol van de GI zal vooral ter ondersteuning van de pleegmoeder zijn.
4.1
De pleegmoeder heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangegeven dat zij als voogdes benoemd wil worden over de kinderen. Zij acht zichzelf daartoe in staat en zij zorgt voor de kinderen alsof het haar eigen kinderen zijn. De pleegmoeder vreest dat met het uitspreken van de voogdijmaatregel de kinderen bij haar weggehaald zullen worden en dat zij te zijner tijd geen toestemming krijgt om met de kinderen terug te keren naar Oekraïne op het moment dat het daar veilig is. De pleegmoeder is angstig en onzeker, ook omdat zij met de kinderen in een vreemd land verblijft en hier andere regels en wetten gelden waarvan zij niet op de hoogte is.
Het oordeel van de rechtbank
4.11
De rechtbank overweegt dat op het verzoek van toepassing is het bepaalde in artikel 1:253r juncto 1:253q van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ingevolge deze bepalingen wordt het gezag van een ouder van rechtswege geschorst op het moment dat de ouder of de ouders die het gezag uitoefenen al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren het gezag uit te oefenen of het bestaan of de verblijfplaats van de ouder of de ouders die het gezag uitoefenen, onbekend is. Voor zover hier van belang benoemt de rechtbank in dit geval op verzoek van de Raad een voogd.
4.12
Zoals eerder overwogen heeft de moeder van de kinderen alleen het gezag over de kinderen. Over haar verblijfplaats en haar lot is op dit moment niets bekend en mede als gevolg van de oorlogssituatie in Oekraïne is het ook niet mogelijk om meer informatie over haar situatie te verkrijgen. De rechtbank stelt dan ook vast dat nu over het bestaan of de verblijfplaats van de moeder niets bekend is, haar gezag over de kinderen van rechtswege is geschorst. Dit betekent dat er niet in het gezag over de kinderen wordt voorzien en er voor hen een voogd moet worden benoemd.
4.13
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor het standpunt van de pleegmoeder en haar wens om als voogdes over de kinderen benoemd te worden, acht de rechtbank het het meest in het belang van de kinderen om de GI te benoemen tot tijdelijke voogdes. De pleegmoeder zal de dagelijkse zorg over de kinderen behouden en zij zal ondersteuning krijgen van een voogdijwerker. Deze ondersteuning zal met name gegeven worden in de contacten met de betrokken instanties en het regelen van zaken voor de kinderen. Het is in het belang van de kinderen dat alle zaken zo goed mogelijk worden geregeld en de pleegmoeder zich vooral kan richten op hun dagelijkse verzorging en opvoeding. De beslissingen over de kinderen zullen daarbij zoveel mogelijk in samenspraak met de pleegmoeder genomen worden.
4.14
De rechtbank overweegt ten overvloede dat, voor zover het verweer van de pleegmoeder met name is ingegeven door haar angst dat de kinderen in een ander pleeggezin worden ondergebracht, artikel 1:336a BW van toepassing is. Volgens dit artikel heeft de voogd - wanneer de kinderen minimaal een jaar door een ander dan deze voogd zijn verzorgd en opgevoed - toestemming nodig van diegene (in dit geval de pleegmoeder), om wijziging in het verblijf van de kinderen te brengen. Voor zover deze toestemming niet wordt verkregen dan kan deze toestemming op verzoek van de voogd door de rechtbank worden vervangen. Dit betekent dat de GI niet zonder tussenkomst van de rechtbank de kinderen in een ander pleeggezin mag plaatsen als de pleegmoeder niet instemt met een wijziging van het verblijf van de kinderen.
4.15
Het voorgaande betekent dat zal worden beslist als volgt.

5.De beslissing

De rechtbank:
belast Stichting Nidos met de (tijdelijke) voogdij over [voornaam 1], [voornaam 2], [voornaam 3] en [voornaam 4];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2022 door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
SB
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 19 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.