ECLI:NL:RBZWB:2022:4939

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
C/02/399864 JERK 22-1277
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Toekoen
  • mr. De Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in verband met detentie ouders en verdenking van doodslag

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam 1]. Beide ouders van de minderjarige zijn gedetineerd op verdenking van betrokkenheid bij de dood van hun andere kind, [voornaam 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de fysieke en emotionele veiligheid van [voornaam 1] in het vrijwillig kader onvoldoende kan worden geborgd door de ouders, die sinds 31 mei 2022 in detentie verblijven. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam 1] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de ouders zijn gehoord. De ouders hebben ingestemd met de verzoeken van de Raad, maar er zijn veel onzekere factoren die de rol van de ouders in de toekomst kunnen beïnvloeden. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam 1] en dat de ouders niet in staat zijn om de zorg voor hem op zich te nemen. Daarom is besloten om [voornaam 1] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling en hem in een pleeggezin te plaatsen.

De kinderrechter heeft de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk uitgevoerd kunnen worden, ook in het geval van hoger beroep. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn vastgesteld van 10 augustus 2022 tot 10 augustus 2023. De kinderrechter heeft de voorkeur uitgesproken voor een eventuele overplaatsing naar de ouders van de moeder, afhankelijk van de uitkomst van de pleegzorgscreening.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens : C/02/399864 JE RK 22-1277
datum uitspraak: 10 augustus 2022

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam 1], geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats],

hierna te noemen: [voornaam 1],
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 2],

verblijvende in de PI Utrecht,
hierna te noemen: de moeder,

[naam 3],

verblijvende in de PI Krimpen aan den IJssel,
hierna te noemen: de vader.

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

gevestigd te Roosendaal, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 26 juli 2022;
- het rapport van de Raad van 3 augustus 2022.
Op 10 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

Bij beschikking van 3 juni 2022 heeft de kinderrechter het ongeboren kind van de ouders voorlopig onder toezicht van de GI gesteld met ingang van 7 juni 2022 tot 24 augustus 2022. Op 16 juni 2022 is het kind [voornaam 1] geboren.
Het ouderlijk gezag over [voornaam 1] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam 1] verblijft sinds zijn geboorte in een neutraal pleeggezin.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam 1] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens is verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam 1] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van twaalf maanden. De Raad verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De Raad heeft ter onderbouwing van de verzoeken het volgende naar voren gebracht. De ouders van [voornaam 1] verblijven sinds 31 mei 2022 in detentie op verdenking van doodslag van hun ruim vijf weken oude baby [voornaam 2] in april 2021. In het rapport van het NFI wordt geconcludeerd dat het overlijden van [voornaam 2] zonder meer kan worden verklaard door ernstig hersenletsel, welk hersenletsel is ontstaan door hevige stomp, botsende en/of dynamische (schudden) krachtinwerking op het hoofd. Er waren een schedelbreuk, talrijke ribbreuken en enkele metafysaire hoekbreuken. Het politieonderzoek is nog niet afgerond en de inhoudelijke behandeling van de strafzaak zal naar verwachting in het voorjaar van 2023 plaatsvinden. De grootste zorg is dat de ouders worden verdacht van het toebrengen van letsel bij [voornaam 2], dat zij niet hebben kunnen voorkomen dat [voornaam 2] de fatale letsels heeft opgelopen en dat zij niet kunnen verklaren hoe deze letsels zijn ontstaan. Zij hebben ook niet nagedacht hoe zij herhaling van de situatie kunnen voorkomen en [voornaam 1] veiligheid kunnen bieden. Daardoor is het niet mogelijk om met de ouders tot veiligheidsafspraken te komen ten aanzien van [voornaam 1] anders dan 24-uurs toezicht. De detentie van de ouders maakt dat de ouders momenteel onvoldoende beschikbaar zijn om de dagelijkse verzorging en opvoeding van [voornaam 1] te dragen. De ouders hebben tijdens het raadsonderzoek besloten hun relatie te beëindigen. [voornaam 1] verblijft sinds zijn geboorte in een neutraal pleeggezin. De ouders willen dat, indien zij niet voor [voornaam 1] mogen zorgen, [voornaam 1] opgroeit bij de ouders van de moeder. De ouders van de moeder zijn hiertoe ook bereid en daarom is er een pleegzorgscreening bij hen gestart.
Beide ouders hebben ieder voor zich verklaard dat zij instemmen met de verzoeken van de Raad. Zij hopen wel dat [voornaam 1] op termijn bij de ouders van de moeder kan worden geplaatst, indien hun pleegzorgscreening positief zal zijn.
Namens de GI is het volgende aangegeven. [voornaam 1] ontwikkelt zich goed en het gaat goed met hem in het huidige pleeggezin. De samenwerking tussen de GI en de ouders verloopt goed, maar het is lastig dat de GI niet goed met de ouders kan communiceren nu zij beiden in detentie verblijven. De omgangsmomenten tussen [voornaam 1] en zijn ouders verlopen tot op heden ook goed, maar de GI heeft de frequentie van de bezoeken onlangs beperkt vanwege het feit dat een grote reisafstand heel belastend is voor [voornaam 1] en de beperkte mogelijkheden van de PI, met name de PI waar de vader verblijft, om bezoekmomenten te laten plaatsvinden. De pleegzorgscreening bij de ouders van de moeder is een aantal weken geleden gestart en zal in totaal maximaal drie maanden in beslag nemen. Het voornemen van de GI is om bij een positief uitkomst van de screening van de ouders van de moeder, [voornaam 1] bij hen zal worden geplaatst.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam 1]. De ouders verblijven momenteel in detentie op verdenking van doodslag van de halfzus van [voornaam 1]. De ouders hebben niet kunnen voorkomen dat de halfzus van [voornaam 1] aan het fatale letsel is komen te overlijden, hebben geen verklaring voor het letsel en kunnen niet aangeven wat zij hebben gedaan om een herhaling van de situatie te voorkomen daar zij de intentie hadden om [voornaam 1] in dezelfde opvoedsituatie op te laten groeien als zijn halfzus. De grootste zorg is dat de ouders de fysieke en emotionele veiligheid van [voornaam 1] in het vrijwillig kader onvoldoende kunnen borgen. De ouders stellen zich momenteel meewerkend op richting de hulpverlening, maar het is nog onduidelijk of het hen ook nog lukt zich aan de gemaakte afspraken te houden en achter de beslissingen over [voornaam 1] te kunnen blijven staan als zij niet meer in detentie verblijven. Er zijn nog veel onzekere factoren die van invloed kunnen zijn op de rol die de ouders kunnen gaan vervullen en daarmee het opgroeiperspectief van [voornaam 1]. In dit verband is mede van belang dat de ouders hun relatie recentelijk hebben verbroken.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. Beide ouders hebben ingestemd met het verzoek tot ondertoezichtstelling van [voornaam 1]. De kinderrechter zal hem daarom in zijn belang onder toezicht stellen voor de verzochte duur.
De doelen waaraan de GI tijdens de ondertoezichtstelling dient te werken zijn:
- [voornaam 1] heeft een prettig/positief, onbelast en frequent/structureel contact met zijn beide ouders en andere belangrijke personen in zijn netwerk en dat deze personen in staat zijn om tijdens de contacten met [voornaam 1] aan te sluiten bij zijn behoeften.
- De ouders handelen in het belang van [voornaam 1] door op een constructieve wijze met elkaar te communiceren over zijn opvoeding en informeren en consulteren elkaar over zaken omtrent hem.
- [voornaam 1] heeft duidelijkheid over zijn toekomstperspectief.
De kinderrechter is daarnaast van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam 1] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. [voornaam 1] verblijft sinds zijn geboorte in een neutraal pleeggezin. De kinderrechter zal met instemming van beide ouders een machtiging tot uithuisplaatsing van hem in een voorziening voor pleegzorg verlenen, ook voor de verzochte duur. Met deze machtiging kan [voornaam 1] in zijn huidige pleeggezin verblijven, maar kan ook worden overgeplaatst naar een ander pleeggezin. De kinderrechter heeft daarbij, net als de ouders en de GI, als voorkeur dat een eventuele overplaatsing zal plaatsvinden naar de ouders van de moeder. Voorwaarde daarvoor is wel dat het resultaat van de pleegzorgscreening bij die ouders positief is.
De kinderrechter zal de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [voornaam 1] noodzakelijk is dat deze beslissingen ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kunnen worden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam 1] onder toezicht van de GI met ingang van 10 augustus 2022 tot 10 augustus 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam 1] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 10 augustus 2022 tot 10 augustus 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling in het openbaar uitgesproken door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Wit op 10 augustus 2022. De schriftelijke vastlegging van deze beschikking is geschied op 18 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch.