In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam 1]. Beide ouders van de minderjarige zijn gedetineerd op verdenking van betrokkenheid bij de dood van hun andere kind, [voornaam 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de fysieke en emotionele veiligheid van [voornaam 1] in het vrijwillig kader onvoldoende kan worden geborgd door de ouders, die sinds 31 mei 2022 in detentie verblijven. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam 1] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de ouders zijn gehoord. De ouders hebben ingestemd met de verzoeken van de Raad, maar er zijn veel onzekere factoren die de rol van de ouders in de toekomst kunnen beïnvloeden. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam 1] en dat de ouders niet in staat zijn om de zorg voor hem op zich te nemen. Daarom is besloten om [voornaam 1] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling en hem in een pleeggezin te plaatsen.
De kinderrechter heeft de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk uitgevoerd kunnen worden, ook in het geval van hoger beroep. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn vastgesteld van 10 augustus 2022 tot 10 augustus 2023. De kinderrechter heeft de voorkeur uitgesproken voor een eventuele overplaatsing naar de ouders van de moeder, afhankelijk van de uitkomst van de pleegzorgscreening.