ECLI:NL:RBZWB:2022:4947

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
9993595 OV VERZ 22-6575
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot machtiging voor verwerping van een nalatenschap namens een minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 21 juli 2022, is een verzoek behandeld tot het verkrijgen van een machtiging om namens een minderjarige een nalatenschap te verwerpen. De minderjarige, die in Nederland woont, is erfgenaam van een nalatenschap die in België is opengevallen. De verzoeker, de vader van de minderjarige, heeft aangegeven dat hij de nalatenschap wil verwerpen vanwege de schulden die eraan verbonden zijn en het beperkte contact met de overledene. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is om het verzoek te behandelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek naar Nederlands recht moet worden beoordeeld, en dat de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige een machtiging van de kantonrechter nodig heeft om de nalatenschap te verwerpen. De rechtbank heeft de gevraagde machtiging voorwaardelijk verleend, zodat de verzoeker de keuze tot verwerping kan inschrijven in het boedelregister. De beschikking is gegeven door mr. Eijssen-Vruwink en kan worden aangevochten bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaaknummer 9993595 OV VERZ 22-6575
beschikking d.d. 21 juli 2022 op een verzoek ex artikel 4:193 lid 1 BW
ingediend door:
[verzoeker]
wonende te [adres]
gemachtigde: mr. J.E.M. Smeets, notaris te Goirle

1.Het verzoek

1.1.
Op 12 juli 2022 werd ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift met bijlagen ontvangen. Het verzoek strekt ertoe de machtiging van de kantonrechter te verkrijgen om namens de hierna genoemde minderjarige een nalatenschap te kunnen verwerpen.
1.2.
Ter onderbouwing van dat verzoek heeft verzoeker gesteld dat hij een zoon is van de overledene. De overledene heeft in Nederland geen testament laten maken. Op grond van de wettelijke regels van het versterferfrecht treedt verzoeker daarom op als een van de erfgenamen. In verband met de schulden in de nalatenschap en omdat er tussen hem en de overledene slechts minimaal contact was, heeft hij het voornemen de nalatenschap te verwerpen, zowel voor zichzelf, als voor de minderjarige, aldus verzoeker.

2.De beoordeling

2.1.
Uit het verzoekschrift volgt dat op 4 mei 2021 te Turnhout (België) is overleden [naam A] . De overledene is geboren te [plaats A] op [geboortedatum] . Zijn laatste woonplaats was Poppel (gemeente Ravels, België).
2.2.
Overwogen wordt dat nu de nalatenschap in België is opengevallen, zodat de afwikkeling daarvan door Belgisch recht wordt beheerst, terwijl de minderjarige in Nederland woonachtig is, moet worden onderzocht of de kantonrechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen en, wanneer dat het geval is, of het verzoek naar het Nederlandse of het Belgische recht moet worden beoordeeld.
2.3.
Naar het oordeel van kantonrechter is zij bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Op grond van de door verzoeker verstrekte informatie wordt vastgesteld dat de minderjarige haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Omdat verzoeker in de uitoefening van zijn ouderlijke verantwoordelijkheid door middel van het verzoek vraagt om een maatregel ter bescherming van de minderjarige, welke maatregel verband houdt met het beheer of de instandhouding van dan wel de beschikking over het vermogen van de minderjarige, is Verordening (EG) nr. 2201/2003 (Brussel II-bis) op deze zaak van toepassing. Dit volgt uit artikel 1 lid 1, onder b, in verbinding met lid 2, onder e van die verordening. De verordening bepaalt in artikel 8 lid 1 dat ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd zijn de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.
2.4.
Geoordeeld wordt verder dat het verzoek naar Nederlands recht moet worden beoordeeld. Dit volgt uit artikel 15 lid 1, in verbinding met artikel 5 lid 1 en artikel 3, aanhef en onder g van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
2.5.
Naar Nederlands erfrecht kan de wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige erfgenaam namens die minderjarige een nalatenschap niet zuiver aanvaarden en behoeft hij voor verwerping van een nalatenschap een machtiging van de kantonrechter (artikel 4:193 lid 1 BW). Verzoeker stelt dat hij het voornemen heeft om de nalatenschap te verwerpen. Zodra hij dit doet erft de minderjarige mogelijk bij plaatsvervulling.
2.6.
Gezien de gegeven toelichting op het verzoek wordt geoordeeld dat er aanleiding is om de gevraagde machtiging te verlenen. Omdat de minderjarige thans nog geen erfgenaam is zal de machtiging voorwaardelijk worden verleend.
2.7.
Verzoeker kan de keuze tot verwerping van de nalatenschap doen inschrijven in het boedelregister dat bij deze rechtbank wordt gehouden (artikel 13 Europese erfrechtverordening, in verbinding met artikel 2 lid 2 Uitvoeringswet Verordening erfrecht). Dit laat echter onverlet dat verzoeker de Belgische autoriteit die bevoegd is om uitspraak te doen over de erfopvolging, binnen de termijn die daarvoor in het Belgische recht is bepaald, ervan in kennis dient te stellen dat inschrijving in het boedelregister van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft plaatsgevonden (zie preambule 32 van de Europese erfrechtverordening en tevens het arrest van het EHvJ van 2 juni 2022, ECLI:EU:C:2022:426, rov. 48 en 49).
3. De beslissing
De kantonrechter:
verleent verzoeker, in
zijn hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van
[naam B] , geboren te [plaats B] op [geboortedatum B] ,
machtiging om de nalatenschap van [naam A] te verwerpen zodra de minderjarige tot die nalatenschap wordt geroepen.
Deze beschikking is gegeven door mr. Eijssen-Vruwink en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 juli 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoek(st)er en door de in de procedure verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden te rekenen van de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 'sHertogenbosch.